…, zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid.
HSV
Net zo zeker is het dat Christus, die eenmaal is geofferd om de zonden van velen te dragen, voor een tweede maal zal verschijnen om te redden wie hem verwachten, maar dan gaat het niet meer om de zonde.
NBV
Hebreeën 9:28
‘Geduld om ergens op te wachten krijgen we niet door langdurig te verlangen naar wat ons ontbreekt, maar door te rusten in wat we al hebben,’
(Een citaat uit het stukje van de kalender over ‘Wachten’.)
Vele gedachten gaan door mij heen als ik nadenk over dit citaat, maar er is één gedachte die steeds weer terugkomt en dat is de gedachte aan Mozes en het volk Israël in de woestijn; naar het moment dat Mozes de berg op is om de tien geboden en alle andere wetten en bepalingen van God te ontvangen.
Mozes was op de berg Sinai en hij verbleef daar lange tijd, terwijl het volk beneden wachtte op zijn terugkeer met een boodschap van God. (Exodus 24:12-18)
Maar het duurde te lang, en het volk werd erg ongeduldig.
En in plaats van geduldig te wachten, gingen ze naar Aäron en vroegen hem een god te maken, een god die hen verder kon leiden.
Alle sieraden werden vervolgens bij elkaar gebracht, gesmolten en in een vorm van een kalf gegoten.
Het gouden kalf werd uitgeroepen tot de god van Israël, de god die het volk uit Egypte had geleid.
Terstond geeft God Mozes de opdracht om naar beneden te gaan, want het volk had het verbond verbroken en de regels, die God net gegeven had, al naast zich neergelegd. (Exodus 32:1-8)
Geduld en vertrouwen was duidelijk ook niet de sterkste kant van het volk Israël.
In dat opzicht verschilt de mens van vroeger niets met de mens van nu.
Hun verhaal is niet opgeschreven zodat wij mooie verhalen hebben, maar zodat wij kunnen leren en kunnen zien dat God is wie Hij zegt dat Hij is en dat Hij doet wat Hij zegt.
Met dat ik er over nadacht, merkte ik dat dit gedeelte uit de Bijbel het citaat als het ware zichtbaar en tastbaar maakt.
Ik hak het citaat even in stukjes:
‘Geduld om ergens op te wachten -
krijgen we niet door langdurig ergens naar te verlangen wat ons ontbreekt –
maar door te rusten in wat we al hebben.’
Aan het volk en voor het gebied rondom de berg had God strikte regels gegeven over wat zij moesten doen en laten, en waaraan zij zich moesten houden voor Hij zou komen in een dichte wolk om met hen te spreken. (Exodus 19:9-15)
Drie dagen hadden zij de tijd om zich hiervoor voor te bereiden.
En dan is het zover.
God komt.
(Exodus 19:16-20)
Donderslagen, bliksemflitsen, een zware wolk en zeer sterk bazuingeschal.
De berg was in rook gehuld, omdat God de Heer er in vuur neerdaalde.
Rook ervan steeg omhoog, de berg trilde, terwijl het geluid van de ramshoorn steeds sterker werd.
Opnieuw waarschuwde God Mozes, dat niemand de berg mocht naderen noch aanraken, want ze zouden de dood sterven.
Zelfs de priesters die gewoonlijk wel in de nabijheid van God mochten komen, moesten nu op afstand blijven.
(vers 21-22)
Mens en dier, niemand mocht in de dichte nabijheid van de berg komen of ze zouden sterven.
Alleen Mozes mocht de berg opklimmen en in Gods nabijheid komen.
Daar ontvangt Mozes de tien geboden en geeft ze door aan het volk.
In hoofdstuk 20 vers 18 staat dan: En heel het volk was getuige van de donderslagen, de bliksems, het bazuingeschal en de rokende berg.
Toen het volk dit zag, sidderden zij en bleven op een afstand staan.
Vervolgens vragen zij Mozes of hij namens hen wil spreken met God, want ze zijn door alles bang geworden voor als God zou spreken.
Maar er is nog meer.
Hieraan vooraf had God met Mozes gesproken en Mozes mocht het volk vertellen dat God hen had uitgekozen en apart gezet als Zijn volk, mits zij gehoorzaam en trouw aan Zijn verbond bleven.
(Exodus 19:1-6)
Het verbond dat God met hen sloot en wat bezegeld werd met bloed.
(Exodus 24:1-8)
En zo gaat Mozes de berg op.
Het volk blijft achter met het geluid van de donderslagen en de ramshoorn nog in hun oren, de geur van het bloed van de gebrachte offers nog in hun neus, de vlekken van het bloed nog op hun kleren, terwijl hun uitgesproken belofte van trouw en gehoorzaamheid aan God nog nagalmt in de omtrek.
Maar wat vergeet een mens snel.
Als de tijd verstrijkt en het hen te lang gaat duren dat Mozes terugkomt, komen ze in optand.
Vergeten zijn ze de geboden die Mozes hen had voorgelezen.
Vergeten zijn ze hoe God was neergedaald op de berg en de angst die zij voor Hem hadden, het ontzag.
Vergeten zijn ze dat God hen uit Egypte geleid had; vergeten zijn ze hoe Hij hen door de Rode Zee heenleidde.
Vergeten zijn ze hoe Hij ze te eten en te drinken gaf.
Vergeten zijn ze hoe God hen de overwinning op de Amalekieten gaf.
Vergeten zijn ze de gebrachte offers en vergeten zijn ze hoe Mozes het bloed, als teken van het gesloten Verbond met God, over hen uit sprenkelde.
Al deze dingen zijn ze vergeten, hun geduld is op.
Misschien is er wel wat met Mozes gebeurd daar op die berg.
Ze willen nu een god die voor hen uit kan gaan en hen verder kan leiden.
En Aäron zwicht en maakt van de gouden sieraden die ze verzameld hadden, een gouden kalf.
Geduld om ergens op te wachten mondde uit in het verbreken van het Verbond dat ze met God hadden, enkel en alleen omdat ze ongeduldig waren en vergaten wie hun God was.
Ze zagen slechts alleen nog maar wat ze niet hadden.
God had hen uit Egypte geleid.
Hij had de Rode Zee doen splijten, zodat het water als muren omhoog stond en zij droogvoets naar de overkant konden, terwijl het water weer met donderend geraas naar beneden stortte over de Egyptenaren heen, die achter hen aangekomen waren.
Hij leidde hen naar de Sinai, waar Hij het verbond met hen sloot en bezegelde met bloed.
Hij kwam naar hen toe in een wolk op die berg, met donderslagen, vuur, rook, het geluid van de ramshoorn.
Maar hun verlangen was zo gericht op wat hen ontbrak, Mozes, een zichtbare leider, een zichtbare God, dat ze vergaten te kijken naar wat ze hadden, een betrouwbare, levende God die voor hen zorgde en hen op arendsvleugelen droeg.
Hoe anders zou het geweest zijn, als zij in het wachten op Mozes, zich gericht zouden hebben op wat God allemaal voor hen had gedaan, hoe Hij hen had geleid, geholpen, gered.
Heel de Bijbel door doet God ons beloften.
En heel de Bijbel door zien we ook hoe God beloften geeft aan mensen, maar die ze nooit tijdens hun leven in vervulling zien gaan.
Maar dit wil niet zeggen dat ze niet in vervulling gaan.
Al Gods beloften zijn of worden vervuld!
Soms wachten wij op Gods antwoord.
We wachten op een teken van Hem, op een woord, op Zijn ingrijpen, op …
Wat kunnen ook wij dan ongeduldig worden, zelfs met tot gevolg dat we Hem de rug toekeren, want Hij doet toch niets, Hij hoort ons toch niet, Hij antwoordt ons toch niet …
En ook wij vergeten wat Hij heeft gedaan en wat Hij heeft beloofd.
We vergeten hoe Hij Zijn Zoon gegeven heeft om te lijden en te sterven voor onze zonden.
We vergeten hoe ook ons leven gekocht en betaald is met Zijn bloed.
We vergeten hoe Hij, Jezus, naar Zijn Vader is gegaan om voor ons een plaats te bereiden.
We vergeten dat Hij heeft beloofd dat Hij terugkomt om ons op te halen.
Ook wij vergeten want het wachten duurt zo lang.
God had het volk beloofd dat Hij hen zou brengen naar een land overvloeiende van melk en honing.
En in plaats van te rusten in die belofte, te vertrouwen op God dat Hij die belofte op Zijn tijd en wijze waar zal maken, werden ze ongeduldig en zagen ze slechts wat ze nu niet hadden.
We zullen allemaal wel iets in ons leven hebben waar we op wachten, waar we naar verlangen.
Misschien iets wat we nu, op dit moment heel hard nodig hebben.
Misschien bid je de knieën van je broek wel stuk hiervoor en dreig je radeloos te worden of op te geven.
Misschien is er zelfs wel iets diep in je, wat aandringt om God maar de rug toe te keren, want Hij antwoord toch niet, je wacht immers al zo lang.
Je voelt je verloren; nog even en je …
Wachten, geduldig wachten.
Vertrouwen, geduldig wachten in vertrouwen.
Geloven, niets ziende gelovend, geduldig wachten in vertrouwen.
Zijn liefde hebben we!
Hij houdt van ons!
Hij heeft Zijn Zoon gegeven!
Jezus is gekomen en voor onze zonden gestorven.
Hij is teruggegaan naar Zijn Vader en Hij zal terugkomen om ons op te halen en mee te nemen naar Zijn heerlijkheid.
Ons beloofde land ‘van melk en honing’!
Ons eeuwig thuis zonder zonden, zonder moeiten en zorgen, zonder tranen en verdriet.
Eeuwige vreugde en blijdschap, voor eeuwig bij Hem.
Zoals het volk Israël onderweg naar hun aardse beloofde land tegen van alles en nog wat aanliepen, zo zullen ook wij in onze weg naar ons Beloofde Land tegen van alles aanlopen.
En we zullen op onze levensweg misschien nog wel heel vaak moeten wachten; soms blijft God nu eenmaal een poosje stil.
Maar welk een les ligt er hier in deze boodschap van God.
Als we moeten wachten, op welk teken of antwoord van God dan ook, laten we dan geduldig wachten in de zekerheid dat Hij van ons houdt, ons ziet, ons hoort, en voor ons zorgt!
Deze zekerheid hebben we.
Laten we daarin rusten terwijl we geduldig wachtend onze weg gaan.
Laten we in dit alles ook niet vergeten dat geduld een vrucht van de Geest is.
Niet iets wat we zomaar ontvangen als een genadegave, maar iets wat groeit in de loop van de tijd.
‘Maar wat de Geest doet groeien en rijpen, is …
(Galaten 5:22)
Laten we dus niet boos en opstandig worden en ons verzetten als we moeten wachten, maar laat deze vrucht van de Geest groeien en rijpen in ons tot eer van God.
Lieve Vader in de hemel.
O Heere, ik wil U zo bedanken voor Uw woorden.
Ik wil U zo bedanken voor wat U mij – ons – weer gegeven heeft.
Welk een rijkdom ligt er besloten in het Woord dat U ons gegeven heeft.
U nam mij mee aan Uw hand door dit woord van U heen en liet mij zien hoe belangrijk het is om me niet te richten op wat er nu ontbreekt, maar om geduldig te wachten, rustend in wat ik reeds van U heb ontvangen.
U hebt mij zoveel al gegeven, en niet alleen in zichtbare, tastbare dingen, maar ook in beloften die nog vervuld gaan worden.
Uw trouw en goedheid, och Heere, U hebt ze zo vaak al aan mij betoond en toch vergeet ik het vaak steeds weer.
Vergeef mij, Heere.
Maar dank U wel voor Uw geduld, dank U wel voor Uw liefde, dank U wel voor Wie U bent.
Ik prijs Uw heilige Naam.
U bent mijn God, U bent de Alpha en Omega, het Begin en het Einde.
Die is, was en komt.
Getrouw tot in het laatste geslacht.
U bent wie U zegt dat U bent.
U doet wat U zegt wat U doet.
En daarin mag in rusten en geduldig wachten, waarop het ook is waar ik op moet wachten.
Ik kniel neer en buig mijn hoofd in eerbied en ontzag voor wie U bent en ik loof Uw Heilige Naam.
- Amen –
Heer, soms duurt het wachten zo lang.
Ik bid en smeek, ik roep en pleit.
Ik wil naar U op blijven zien,
ook als de hemel gesloten lijkt.
Maar het wachten is zo moeilijk,
het duurt nu al zo lang.
Mijn gevoelens gaan op en neer.
Het maakt mij soms zo bang.
Bewaar mij toch, o Heer,
leid mij in mijn voelen en denken.
Houd mij vast in dit lange wachten;
wil mij toch vertrouwen schenken.
Mijn geliefde kind, zie op Mij!
Zie hoe Ik je eerder heb gedragen,
zie op de dagen van toen.
Ik heb het eerder gedaan
en Ik zal het blijven doen.
Zie op wat nog komen gaat,
zie op wat Ik je heb beloofd.
Houd vast aan wat je hebt,
laat Mijn Geest niet worden gedoofd!
Rust in de zekerheid dat Ik je zie,
ook als je op Mijn antwoord wacht.
Blijf geduldig, geloof en vertrouw,
sta in Mijn liefde en kracht.
©Rita Klapwijk
Geen opmerkingen:
Een reactie posten