in het verborgene maakt U mij wijsheid bekend.
Ontzondig mij met hysop, dan zal ik rein zijn,
was mij, dan zal ik witter zijn dan sneeuw.
HSV
Maar u verlangt alleen dat ik oprecht ben,
tot in het diepst van mijn ziel;
vervul mij met uw wijsheid
tot in het diepst van mijn hart.
Besprenkel mij,
dan word ik weer rein;
was mij,
dan word ik witter dan sneeuw.
GNB
Psalm 51:8,9
Psalm 51 heeft David geschreven nadat de profeet Nathan bij hem geweest was en hem gewezen had op zijn overspel met Bathseba en zijn verantwoordelijkheid voor de dood van Uria, de man van Bathseba.
Het verhaal van David en Bathseba kun je lezen in 2 Samuël 11 en 12 t/m vers 25.
Het berouw van David gaat diep, heel diep.
Ik neem even de woorden vanuit Het Boek:
‘Geef mij genade, o God, hoewel ik dat niet heb verdient.
Laat toch blijken hoe groot Uw liefde en goedheid is.
Wilt U door Uw vergevende mildheid mijn zonden wegdoen?
Reinig mij toch van deze zonde, die een smet op mij werpt.
Ik weet dat ik heb gezondigd; steeds opnieuw gaan mijn gedachten terug naar deze daad, waarmee ik van Uw pad afweek.
Mijn God, ik heb tegen U gezondigd en Uw gebod overtreden.
Wat U er ook over zegt, het is altijd goed en rechtvaardig.
Uw uitspraken zijn altijd zuiver.
Ik weet dat ik vanaf mijn geboorte al een zondaar ben; toen ik werd verwekt, stond al vast dat ik een zondaar zou zijn.’
Als de profeet Nathan tegen David zegt: ‘Die man bent u’, zoekt David geen uitvluchten, maar antwoordt: ’Ik heb tegen de Heer gezondigd.’
‘Mijn gedachten gaan automatisch naar het Paradijs, naar Adam en Eva, naar hun reactie, toen God hen confronteerde met hun zonde.
Hoe anders was hun reactie!
Ja, maar de slang …
Ja, maar de vrouw, die U mij gegeven hebt …
Ja maar …
David niet; ‘Ik heb tegen de HEER gezondigd.’
En in deze Psalm 51 komt heel duidelijk naar voren hoe diep zijn zondebesef is, zijn berouw.
Hij maakte het niet kleiner en niet minder erg dan het was, noch zoekt hij uitvluchten of probeert hij de schuld in andermans schoenen te schuiven.
‘Ja, maar die vrouw; die had daar niet moeten gaan baden, mijn dakterras kijkt uit op haar tuin, zij had …’
Nee, zijn zonde staat hem heel duidelijk voor ogen, steeds opnieuw gaan zijn gedachten terug naar wat hij verkeerd heeft gedaan.
Hoe is dat bij ons?
Als ik naar mijzelf kijk, dan betrap ik mijzelf erop, dat ik toch wel de neiging heb om net als Adam en Eva, uitvluchten te zoeken, de schuld richting een ander te schuiven, in plaats van gewoon gelijk eerlijk toe te geven dat ik fout was.
Als ik bijvoorbeeld mijn geduld verlies met mijn dochter, dan weet ik dat het verkeerd is, maar in gedachten heb ik al vele excuses naar God toe over dat het gewoon niet anders kon, want zij …’
En zo zijn er nog legio voorbeelden te noemen.
… als die andere autobestuurder mij niet had afgesneden met zijn auto, dan had ik niet zo gescholden.
… als die vrouw zich niet zo sexy had gekleed, dan …
… Ja, maar, ik was zo verdrietig, en hij was zo lief voor mij …
… O, als die ander nu maar niet het bloed onder mijn nagels vandaan had gehaald …
Als …
Ja, maar …
Welk een voorbeeld is David dan hier voor ons.
Ja, hij had gezondigd.
Ja, hij had Gods gebod overtreden; wat zeg ik, meerdere zelfs.
Maar toen hij er mee geconfronteerd werd, boog hij zijn hoofd en erkende zijn schuld, zijn zonde.
En dat is waar het deze keer om gaat: het erkennen en bekennen van onze schuld.
Belijdenis doen van onze zonden, zodat we in vrijheid kunnen (gaan) leven.
En dat geldt voor elke zonde!
Hoe diep we het ook hebben weggestopt, onzichtbaar voor de buitenwereld, maar nog steeds aanwezig in dat geheime hoekje.
En willen we ooit in Vrijheid kunnen leven, zullen we elke zonde moeten belijden.
Elk deel van ons leven, zelfs het kleinst hoekje, dienen we in het licht van Gods woord te houden om te zien of er zonde aanwezig is.
We moeten ons dag in, dag uit bewust zijn, bewuster worden, van het feit dat God vreugde vindt in de waarheid, dat Hij verlangt dat wij oprecht zijn, niet zo maar oprecht, maar oprecht tot in het diepst van onze ziel.
Het diepst van onze ziel, tot in het diepst van ons wezen; geen enkel verborgen plekje, geen enkel verborgen hoekje, geen enkel geheim vakje.
God kent ons, Hij doorgrond ons, Hij weet alles van ons.
Niets is voor Hem verborgen, maar Hij verlangt ernaar dat wij onze zonden belijden, klein en groot.
Hij verlangt ernaar dat wij eerlijk en oprecht zijn, de waarheid spreken.
En Hij verlangt dit niet alleen van ons, maar Hij wil ons ook helpen daarbij.
God wil ons, tot in het diepst van ons hart, bekendmaken welke zonde(n) er nog in ons leven is (zijn).
David verlangt daarnaar, en is zich bewust van deze genade van God.
Ik moet ook denken aan Psalm 19:13, waar David bidt om vergeving van zijn verborgen zonden.
David is zich er van bewust dat God alles van hem weet, dus ook iedere zonde die hij heeft begaan.
God kent veel meer kwaad van ons dan wij van onszelf, zegt Matthew Henri.
Wij vergeten, maar God kan pas vergeten als wij onze zonden hebben beleden.
Dan kan Hij vergeven en vergeten.
Als ik eind van de dag in mijn bed stap, weet ik beslist niet meer wat ik die dag allemaal verkeerd heb gedaan, dus bid ik ook met Davids woorden: ‘HEER, vergeef mij ook mijn verborgen zonden.’
Maar ook vraag ik of Hij mij, als er specifieke dingen zijn, die Hij met name genoemd wilt hebben, mij bekend maakt , zodat ik ze kan belijden en Hij kan vergeven.
Want ik verlang ernaar om in vrijheid te leven.
Ik verlang naar een leven waar niets tussen mij en God instaat.
Wat zie ik daarom uit naar de dag dat Hij terugkomt!
Wij hebben thuis een CD van Peter Helms, ik weet niet meer precies welke, maar op één van die CD’s is een lied en één regel daaruit blijft al jaar en dag in mijn gedachten.
Niet elke dag, soms zelfs lange tijd niet, maar met het schrijven komt deze regel weer terug: ‘Schrob mijn leven schoon!’
Deze regel heeft zich vastgezet, niet alleen in mijn gedachten, maar ook in mijn hart.
En er zijn soms van die momenten dat ik vanuit het diepst van mijn hart dit bid: ‘schrob mijn leven schoon, HEER, ja, schrob mijn leven schoon!’
Dan lijkt een ‘gewone reiniging niet voldoende, dan verlang ik naar meer.
Dan verlang ik ernaar om brandschoon te zijn, zodat ik heel dicht in Zijn nabijheid, in Zijn aanwezigheid, kan komen, kan zijn.
David verlangde daar ook naar.
Ontzondig mij met hysop, dan zal ik rein zijn, was mij, dan zal ik witter zijn dan sneeuw.
Ontzondig mij, was mij, dan zal ik rein zijn, witter dan sneeuw!
Verlang jij er ook naar om in Vrijheid te leven?
Verlang jij ook naar een leven dicht in Zijn nabijheid?
Verlang jij ook naar een intiemere, vriendschappelijke relatie met God, zoals David?
Belijd Hem dan je zonden, wacht daar niet mee, en keer je af van verkeerde wegen.
Zonde schept altijd verwijdering tussen God en ons.
We kunnen niet in Gods nabijheid komen als er zonde in ons leven is, deze zal als een onoverbrugbare kloof tussen Hem en ons instaan.
Jezus is de brug geworden door te sterven aan het kruis.
Belijdt en ontvang vergeving.
Belijdt en wordt witter dan sneeuw.
Belijdt en wordt vrij!
Werp door Uw woord en Geest Uw licht op mijn leven.
Ja, tot in het kleinste hoekje en laat mij zien waar er nog dingen moeten veranderen.
Kom met Uw waarheid in mijn hart.
Open mijn hart voor Uw wijsheid.
Was mij, reinig mij, van alle zonden.
Vergeef mij ook mijn verborgen zonden, opdat er niets tussen U en mij in zal blijven staan.
Leer mij zo te leven in Uw waarheid, dat als ik zondig, Uw Geest mij daar direct bewust van maakt en ik mijn zonden kan belijden.
Kom met Uw Geest van wijsheid tot in het diepst van mijn hart en leer mij, leidt mij.
Laat mijn leven een leven zijn, dat U vreugde geeft.
Leer mij daarom in Uw waarheid te wandelen en maak mij eerlijk en oprecht tot in het diepst van mij ziel.
In Jezus’ Naam.
-Amen –
O Heer, niets is mooier,
niets is beter,
niet is begerenswaardiger,
dan in Vrijheid te leven.
Vrij van elke aanklacht,
van elke schuld,
van elke zonde
ooit door mij bedreven.
Leid mij daarom, Heer,
in Uw waarheid,
leer mij
en geef mij wijsheid van hart.
Doe mij onderkennen
elke zonde,
elke smet,
die deze vrijheid tart.
Ik verlang te belijden, Heer,
alles wat er staat
tussen U en mij.
Vergeef mij; was mij rein!
Het is mijn diepst verlangen,
U te eren, U te dienen,
voor U te leven.
O God, van U alleen wil ik zijn.
©Rita Klapwijk