Sla acht op mijn stem als ik roep,
mijn Koning en mijn God,
want tot U bid ik.
's Morgens hoort U mijn stem, HEERE;
's morgens leg ik mijn gebed voor U neer
en zie ik naar U uit.
HSV
Luister naar mijn roepen om hulp,
mijn koning en mijn God,
want ik richt mij tot U.
In de morgen al hoort U mij roepen,
in de morgen al leg ik alles aan U voor
en ik wacht op Uw antwoord.
GNB
Psalm 5:3,4
In de morgen al hoort U mij roepen, in de morgen al leg ik alles aan U voor en wacht op Uw antwoord…
Wat gebeurt er in jouw binnenste als je deze woorden leest?
Vind je herkenning, begint je hart sneller te kloppen van verlangen bij deze woorden of word je al moe bij de gedachte eraan, begint alles van binnen te wrikken en te wringen van, O nee Heer, niet in de morgen …?
Of verlang je ernaar met hart en ziel, maar lukt het gewoon niet omdat je gewoonweg te moe bent ‘s morgens?
Persoonlijk begint mijn hart sneller te kloppen bij deze woorden en is het mijn diepst verlangen om Hem in de stilte van de vroege morgen te ontmoeten.
Niet dat mijn ochtenden altijd dan ook zo beginnen, maar het verlangen is zeer groot en ik kijk uit naar de tijd dat ik minder afhankelijk ben van allerlei factoren die dit in de weg staan.
Het eerste wat eigenlijk in mij boven kwam toen ik deze woorden las, waren de woorden van een gedichtje van een boekenlegger die ik ooit eens gekocht heb.
Het is een klein gedichtje van Tinie Goedhart.
Wek mij elke morgen
met Uw woorden.
Fluister mij wat ik nodig heb
aan levenswijsheid in.
Om op mijn beurt door te geven
uit Uw stroom van leven.
Gevoed in U
heeft elk moment zin.
Het tweede dat in mij opkwam, was snel naar de Psalmen, en opzoeken wat er nog meer geschreven staat over ‘de morgen’.
Op Biblia.net gaat dat fantastisch.
Ik pik er even een paar uit die mij persoonlijk heel erg aanspreken.
Psalm 63:2:
O God, U bent mijn God!
U zoek ik vroeg in de morgen;
mijn ziel dorst naar U,
mijn lichaam verlangt naar U in een land,
dor en dorstig, zonder water.
Psalm 88:14:
Ik echter, ik roep tot U, HEERE,
mijn gebed komt U tegemoet in de morgen.
Psalm 90:14:
Verzadig ons in de morgen met Uw goedertierenheid,
dan zullen wij juichen en verblijd zijn,
tijdens al onze dagen.
Psalm 143:8:
Doe mij in de morgen Uw goedertierenheid horen,
want ik vertrouw op U;
maak mij de weg bekend die ik te gaan heb,
want tot U hef ik mijn ziel op.
En eentje uit Klaagliederen, eentje die mij altijd zeer bemoedigd; Klaagliederen 3:22,23:
Het zijn de gunstbewijzen des HEREN, dat wij niet omgekomen zijn,
want zijn barmhartigheden houden niet op,
elke morgen zijn zij nieuw,
groot is uw trouw!
Jaren ben ik eerder opgestaan dan de rest van mijn gezin, simpelweg omdat ik het niet alleen heerlijk vond om even rustig wakker te worden voordat de dagelijkse plicht riep en de daarbij horende drukte, maar ook omdat ik graag samen met de Heer de dag wilde beginnen en mijn kinderen en alle zorgen voor Zijn troon wil brengen aan het begin van de dag.
Het waren zeer kostbare en waardevolle tijden.
In de stilte van de vroege morgen ervaarde ik Gods aanwezigheid en in de stilte van Zijn aanwezigheid kon ik rustig wakker worden en Zijn kracht ontvangen voor de dag die voor me lag.
We hebben hele zware jaren achter de rug.
Kinderen zijn een zegen van God, maar soms zijn de wegen die we met onze kinderen gaan niet bepaald makkelijk of licht.
Meer dan ooit waren die momenten, in de stilte van de vroege morgen samen met de Heer, van levensbelang.
Mag ik je even meenemen naar een gedicht wat ik toen heb geschreven?
Het heet: In de stilte
In de stilte van de vroege morgen
ben ik dankbaar, dat ik bij U komen mag.
En ik breng U al mijn zorgen
van deze nieuwe, komende dag.
Er zijn zo vele dingen Heer,
die mij telkens zorgen baren.
Maar ik leg ze nu hier voor U neer,
brengt U de storm in mij maar tot bedaren.
Langzaam vult Uw vrede mijn hart
en worden de zorgen minder zwaar.
Lichter wordt de zwaarte van mijn smart
en opnieuw ervaar ik, U bent daar.
Oh, Heer, ik weet wel wat U tegen mij hebt gezegd;
Mijn juk is zacht, Mijn last is licht,
maar vaak heb ik deze woorden naast me neergelegd
en verloor daarmee op U mijn zicht.
Maar nu, terwijl de nieuwe ochtend gloort,
zoek ik U op en wil heel dicht bij U zijn,
om gesterkt te worden door Uw woord
en herinnerd te worden, dat ik nooit alleen zal zijn.
Als ik dit zo terug lees vult een stille vreugde mijn hart.
Het zijn mijn eigen woorden, maar nog steeds is dit het verlangen van mijn hart.
En eerlijk gezegd heb ik dit het afgelopen jaar gemist.
Heel erg gemist, realiseer ik me nu.
Het afgelopen jaar stond ik gelijk met één van de kinderen op en terwijl deze onder de douche verdween, nam ik mijn tijd met de Heer.
Maar regelmatig word ik hierin erg gestoord, want er viel schijnbaar altijd nog wel iets te vragen of te zeggen.
Hoewel ik dan weer aangaf van, hup, strakjes, nu naar boven, ik ben nu aan het Bijbellezen en bidden, toch was er daardoor niet die rust en vrede als toen.
Meer dan eens heb ik er afgelopen jaar aan gedacht om toch maar weer een half uurtje eerder op te staan, maar het late tijdstip van naar bed gaan en het slechte slapen (leeftijd ) weerhielden mij er nog van om het te doen.
Ik was (ben) vaak al zo moe al ik opstond; niet meer zo fit en helder als ik vroeger was.
Maar toch, nu ik dit weer zo lees samen met de woorden van de Psalmdichters en er weer aan denk en tegelijk ook ervaar welk een kracht en sterkte erin verscholen ligt, brandt mijn hart opnieuw van verlangen naar die stille, vredige, krachtgevende, ontmoetingen met Hem.
Terwijl ik afgelopen week al zo mijn gedachten liet gaan over dit thema, merkte ik, dat het bij het wakker worden al weer in mijn gedachten is.
Met de woorden van het gedichtje van Tinie Goedhart en het besef wat het betekent om de dag met Hem te beginnen, doet in mij opnieuw het verlangen ontstaan om toch weer eerder op te staan.
En terwijl ik dit zo schrijf, besef ik dat ik het meer heb gemist dan ik me bewust was.
Ja, ik heb overdag zeker mijn momenten met God gehad en nog, toch is dat anders dan aan het begin van de dag.
Langzaam begint het tot mij door te dringen wat ik mijzelf en God heb ontzegd.
Of moet ik zeggen God en mijzelf?
Mijn gedachten gaan naar het late tijdstip van naar bed gaan en het vroege opstaan.
(Hoe deed U dat toch, Heer Jezus?)
Keuzes maken, prioriteiten stellen …
Ik ga terug naar de woorden van de Psalmdichter.
De woorden van Psalm 5 zijn een roep om hulp in de vroege morgen, maar ik besef ook, dat dit niet altijd maar hoef te betekenen dat we in grote nood verkeren.
We hebben immers iedere dag Gods hulp nodig?
Niet alleen voor onze problemen, moeiten en zorgen, maar ook voor leiding, Zijn wil te zoeken, wat Zijn wil is in de wegen die we gaan, moeten gaan …
De dag in Zijn handen leggen, onze kinderen voor Zijn troon brengen, elkaar, als man en vrouw, het werk dat op ons wacht …
Het van Hem verwachten …
Hoe dorstig is mijn ziel?
Hoe groot mijn verlangen naar Hem?
Hoe graag wil ik Zijn goedertierenheid ontvangen die Hij iedere dag wil geven?
…
Tot wie (of wat) hef ik mijn ziel op aan het begin van de nieuwe dag?
Een klein citaat van de kalender voor deze keer:
‘We geven Hem onze lege beker en vragen Hem deze met Zichzelf te vullen.’
Wat zou er gebeuren, hoe zullen onze dagen eruit gaan zien als wij iedere morgen voor Zijn troon zouden komen, onze lege beker ophouden en Hem vragen om hem te vullen?
Psalm 90:14 zegt: ‘Verzadig ons in de morgen met Uw goedertierenheid, dan zullen wij juichen en verblijd zijn, tijdens al onze dagen.’
De Psalmdichter in Psalm 5 ging aan het begin van de dag naar God toe, legde Hem alles voor en wachtte op antwoord.
Misschien ben je geen ochtendmens, misschien moet je nog regelmatig je bed uit voor ….
Misschien verlang je ernaar, maar weet je in de omstandigheden waarin je zit totaal niet hoe je dat vorm zou moeten geven …
Misschien …
We kunnen van alles invullen waarschijnlijk.
Maar God kent ons hart en onze omstandigheden.
Hij weet of we slechts uitvluchten zoeken of dat het ons verdriet doet dat …
Hij kent ons hart, onze gedachten en al onze verlangens.
Soms lukt het gewoon niet, wat een ander ook anders wil beweren, soms lukt het gewoon niet.
Maar ook dan weet God het en is Hij daar bij.
Voor mijzelf?
Ik ga na de vakantie toch maar weer dat half uurtje eerder op.
En jij?
Lieve Vader in de hemel.
Wat heb ik het gemist om zo bij U te zijn afgelopen jaar.
Wat heb ik het gemist, deze tijd met U.
Wat was het toch vervelend iedere keer gestoord te worden en wat moest ik er voor waken dat het er niet helemaal bij in zou schieten.
De leegte was groter dan ik heb beseft en ik zie er naar uit, Vader, om de dagen, ook na de vakantie, weer zo te beginnen.
Nu slaapt iedereen uit en heb ik deze momenten weer en waarschijnlijk besef ik daardoor ook te meer weer wat ik heb gemist.
Vergeef mij, vader, maar dank U wel dat U zo opnieuw tot mijn hart spreekt.
Ik bid U zo voor hen die ook verlangen naar deze momenten, maar waar het gewoon door omstandigheden of andere factoren, niet lukt.
Heere, U kent hun hart, en ik bid U, dat zij, in het ogenblik dat zij verlangend aan U denken, vervuld zullen worden met de warmte van Uw vuur, met de kracht van Uw Geest en de liefde van Uw nabijheid.
Spreek zo tot hun hart, Vader, in de stilte van dit kleine moment en bemoedig hen zo.
In Jezus’ Naam.
- Amen –
In de ochtend U ontmoeten,
samen met U
de nieuwe dag beginnen.
Alles aan U voorleggen,
in vertrouwen,
dat U luistert en hoort.
Uw woorden tot mij nemen;
indrinken,
overdenken en bezinnen.
Mijn lege beker laten vullen,
verwonderend
dat ik U toebehoor.
De nieuwe dag aankunnen,
gesterkt,
tot diep van binnen.
©Rita Klapwijk
Before the day van Newsong
zondag 29 juli 2012
zondag 22 juli 2012
Week 30 - Waakzaamheid
Broeders, ikzelf denk niet dat ik het gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus.
HSV
Nee, broeders en zusters, ik beeld mij niet in dat ik het al in mijn bezit heb. Alleen dit: vergetend wat achter me ligt en me richtend op wat voor me ligt, streef ik naar het doel: de prijs van de hemelse roeping, die God in Christus Jezus tot mij richt.
WB
Broeders en zusters, ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept.
NBV
Filippenzen 3:13,14
Eén ding doe ik:
vergetende hetgeen achter mij ligt …
me uitstrekkend naar hetgeen voor mij ligt …
ik jaag naar …
Waakzaamheid …
Vergeten, uitstrekken, jagen, waakzaam zijn.
Dit zijn de woorden die er voor mij uitspringen en tegelijk bid ik: Heer, laat mij zien hoe en waar dat geldt voor mijn leven. Laat mij zien wat U wilt dat ik hiervan leer. Laat mij zien wat dit voor mijn leven betekent.’
Hoewel ik niet beter weet dan dat ik een kind van God ben, is het verlangen naar en het groeien in geloof tot volwassenheid iets van de laatste jaren.
Om heel eerlijk te zijn was ik hiervoor bang; ja, bang, omdat bij het groeien in geloof ook verantwoordelijkheid hoort en dat hield voor mij weer in dat ik ook daarover weer verantwoording af zou moeten leggen bij God.
En daar was ik maar wat bang voor.
Ik wilde liever gewoon kind blijven, dan had ik ook niet zoveel verantwoording en waren er minder dingen waarvoor ik Hem later verantwoording af zou moeten leggen.
Ik had soms al moeite genoeg om zo staande te blijven in mijn geloof, want met mijn op en neer gaande gevoelsleven, ging immers mijn geloof ook op en neer.
Mijn leven bestond uit bergen en dalen; hoge bergtoppen, maar ook zeer diepe dalen.
Wat was dat moeilijk!
Nog meer kon ik er echt niet bij hebben.
Deze diepe leugen heeft mij jaren verblind.
Soms gaan mijn gedachten nog naar deze tijd terug en kijk ik naar waar ik toen was en waar ik nu ben.
En heel soms komt de oude angst weer om de hoek omdat ik bang ben om te falen, om fouten te maken en dan moet ik mezelf soms weer even streng toespreken en me richten op wat voor me ligt en niet op wat achter me ligt.
Vergetende hetgeen achter mij ligt.
Paulus heeft niet bepaald een verleden waar hij trots op kan zijn.
Hoewel hij dacht goed te doen, vervolgde hij de eerste christenen.
Hij paste op de jassen van hen die Stefanus stenigden omdat hij in de Here Jezus geloofde en hij was het er mee eens dat Stefanus gestenigd werd.
En van daaruit vervolgde hij en bedreigde velen met dood en gevangenis.
Op zijn reis naar Damascus werd hij echter zelf door Christus gegrepen en vanaf die tijd veranderde zijn leven van vervolger in apostel.
Paulus bleef niet steken in zijn verleden.
Christus heeft hem vergeven en van daaruit mag hij een nieuw leven beginnen.
En dat is wat Paulus dan ook met hart en ziel doet.
Hij zal vast nog weleens terug hebben gedacht aan wat hij heeft gedaan, maar het beheerste zijn leven niet, hij leefde niet vanuit zijn verleden.
Alles wat hij nu deed was ook geen inlossing van zijn schuld over wat hij had gedaan.
Nee, hij weigerde om zijn leven laten te beheersen door zijn verleden en richtte zich op de taak die Jezus hem gegeven had en op hetgeen in de toekomst voor hem was weggelegd.
Paulus is daarmee een voorbeeld voor ons, om, wat voor verleden we ook hebben, het achter ons te laten.
Schuldgevoelens over wat we hebben gedaan of over wat er is gebeurd, komen niet van God, maar van de boze.
Ze zullen weerhouden van hetgeen God ons gegeven heeft om te doen en te zijn: een lichtend Licht zijn en een zoutend zout.
Schuldgevoelens leggen ons lam en zorgen ervoor dat we niet verder kunnen groeien in geloof en vertrouwen.
Met het opgaan in schuldgevoelens over beleden zonden doen we God te kort en afbreuk aan de vergeving die ons is geschonken door de Here Jezus, door Zijn volbrachte werk aan het kruis.
Als God ons vergeeft, vergeeft Hij ons alles en werpt het in de diepte der zee. (Micha 7:19b)
In mijn herinnering komt een kaart met een afbeelding van de zee met daarin het bordje: Verboden te vissen; ik geloof dat het een uitspraak was van Corrie ten Boom.
Wie zijn wij om vergeven zonden weer op te halen?
Hoe zou God dat vinden?
Laten we vergeten wat achter ons ligt en ons uitstrekken naar wat voor ons ligt.
Uitstrekken, ‘me richtend op’ zegt een andere vertaling of ‘doe mijn best om te bereiken’.
Paulus deed er alles aan wat in zijn vermogen lag om Christus te leren kennen, om als Christus te worden.
Hij deed er alles aan, om de taak die Christus hem gegeven had, zo goed mogelijk te doen en liet zich daarbij door niets en niemand afleiden of tegen houden.
Hij vergelijk het met het lopen van een wedstrijd.
Er is er maar één die de wedstrijd kan winnen, maar zegt Paulus, we zouden allemaal zo moeten lopen alsof we die ene zijn die de prijs in de wacht gaat slepen. (1 Korinthe 9:24)
Uitstrekken naar Christus, naar Hem leren kennen, Zijn wil doen, meer en meer op Hem gaan lijken, dat moet ook ons streven zijn.
Niet wat ik wil, maar wat Hij wil …
Hij moet wassen, ik moet minder worden …
Net als Paulus alles als vuilnis achten om Hem maar te kennen …
Het kennen van de Here Jezus boven alles zetten, op de eerste plaats …
Hoe moeilijk is dat eigenlijk niet, misschien wel vooral in een tijd als waar wij in leven, waarin van alle kanten op je af komt: Denk om jezelf! Je moet voor jezelf opkomen, assertief zijn! Niet over je heen laten lopen!
Hoe moeilijk is het soms in deze dingen om de juiste weg te bewandelen.
Tenminste, ik vind dat wel.
Soms klinkt mijn stille schreeuw naar de hemel: ‘Heer, en ik dan?’
Ik kan soms zo moeilijk het juiste pad vinden.
Mijn eigen ik staat mij soms nog zo danig in de weg.
Wat kan ik er dan naar verlangen om te zijn als Paulus, maar wat zit mijn eigen karakter me dan nog vaak in de weg.
Toch blijf ik mij uitstrekken naar hetgeen voor me ligt.
En meer en meer merk ik zelfs, ja, ik jaag ernaar, net als Paulus.
Ik jaag naar dat doel, naar die prijs, naar de hemel.
Beetje bij beetje brokkelt er steeds meer van mijn ik af en komt er meer van Hem.
Soms sla ik mijn ogen weleens naar boven en vraag Hem: Heer, waarom ben ik zoals ik ben; soms zo moeilijk in het aannemen van dingen; altijd maar alles willen onderzoeken, overdenken, willen zien, willen …
Dan huil ik zachtjes om de moeilijk persoon die ik mijn eigen ogen ben, maar hoor tegelijk Zijn zachte stem die tegen me zegt: ‘Ik hou van je zoals je bent; je bent Me zo kostbaar, zo waardevol, zo hooggeschat.’
En dan weet ik weer, ja, voor al deze en andere dingen is de Here Jezus gestorven en Hij houdt van mij zoals ik ben.
Hij heeft een doel, een plan met mijn leven en opnieuw strek ik mij uit naar Hem.
Hem wil ik steeds meer en beter leren kennen.
Ik wil meer en meer op Hem gaan lijken.
Ik wil vasthouden aan wat Hij gegeven heeft en aan het einde van mijn reis wil ik Hem horen zeggen: ‘Welgedaan, Mijn goede en getrouwe dienstknecht.’
Dat is mijn streven.
Dat is mijn doel.
Dat is de strijd die ik wil strijden; de wedloop die ik wil lopen.
Als het einde van zijn leven in zicht is, zegt Paulus: ‘Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden.’ (2 Timotheüs 4:7)
Dat is ook mijn streven.
De goede strijd strijden, de wedloop uitlopen en het geloof behouden.
Ik wil vergeten wat achter me ligt en ik wil mij uitstrekken, ja, jagen, naar wat voor mij ligt, naar de prijs.
En ik wil daarin waakzaam zijn voor de valkuilen die de boze daarin voor mij neerlegt.
Want hij gaat rond als een brullende leeuw op zoek naar wie hij kan verslinden.
Ik wil waakzaam zijn voor gedachten en gevoelens die mij zo makkelijk in beslag kunnen nemen en mij afhouden van mijn doel, mij onderuit willen halen, tegen willen houden, in de afgrond willen doen vallen.
Zo zullen we ongetwijfeld allemaal zo onze eigen dingen hebben waar we waakzaam voor moeten zijn.
Het is goed om ze te kennen, zodat God ons, door Zijn geest, er op attent kan maken en voorkomen kan worden dat we in diepte storten of ons geloof zelfs verliezen.
Laten we net als Paulus de wedloop lopen om de prijs die voor ons ligt in ontvangst te kunnen nemen.
Lieve Vader, ik ben zo blij en dankbaar dat U, die mij zo door en door kent, zoveel van mij houdt.
Soms is het mij bijna onbegrijpelijk, Vader, dat U mij zo ziet, als waardevol en kostbaar en toch is dat wat U zegt in Uw woord over mij.
Ik ben U zo dierbaar, dat U Uw Zoon overgaf om te lijden en te sterven voor mijn zonden.
Wat is mijn leven duur betaald!
Wat is de prijs van mijn leven hoog!
Wat ben ik kostbaar!
Ik ben die U zegt dat ik ben!
Ik kan niet anders, Heer Jezus, dan U volgen.
Ik kan niet anders dan mij uitstrekken naar meer van U.
Ik verlang er zo naar om U meer en meer te leren kennen, meer en meer op U te gaan lijken.
Ik heb nog een lange weg te gaan, maar ik strek mij uit, ja, ik jaag er naar.
Ik verlang om straks voor eeuwig bij U te zijn, op de plaats waar ik hoor.
Laat mij op deze weg waakzaam zijn, Vader; leidt mij door Uw Heilige Geest.
Maak mijn hart zacht en ontvankelijk voor Uw stem, zodat, als er dingen tussen mij en mijn doel komen te staan, U mij daarop kunt wijzen en ik er afstand van kan nemen/doen.
Help mij om mij, net als Paulus, door niets en niemand af te laten leiden om mijn wedloop te lopen.
Opdat ik uiteindelijk net als Paulus ook zal kunnen zeggen: ‘Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden.’
In Jezus’ Naam.
- Amen –
Ik wil de wedloop lopen;
mij uitstrekken
naar wat voor mij ligt.
Ik wil jagen naar het doel,
me richten
op het hemels vooruitzicht.
Wat achter mij ligt wil ik vergeten;
niets mag mijn doel
nog in de weg staan.
Ik wil de wedloop lopen,
en tot eer van Hem,
recht op mijn doel afgaan.
Ik wil meer en meer
op U gaan lijken, o Heer;
alles opzij zetten om U te kennen.
Laat niets mij afleiden
van het doel waarvoor ik ga;
help mij deze wedloop uit te rennen.
©Rita Klapwijk
HSV
Nee, broeders en zusters, ik beeld mij niet in dat ik het al in mijn bezit heb. Alleen dit: vergetend wat achter me ligt en me richtend op wat voor me ligt, streef ik naar het doel: de prijs van de hemelse roeping, die God in Christus Jezus tot mij richt.
WB
Broeders en zusters, ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept.
NBV
Filippenzen 3:13,14
Eén ding doe ik:
vergetende hetgeen achter mij ligt …
me uitstrekkend naar hetgeen voor mij ligt …
ik jaag naar …
Waakzaamheid …
Vergeten, uitstrekken, jagen, waakzaam zijn.
Dit zijn de woorden die er voor mij uitspringen en tegelijk bid ik: Heer, laat mij zien hoe en waar dat geldt voor mijn leven. Laat mij zien wat U wilt dat ik hiervan leer. Laat mij zien wat dit voor mijn leven betekent.’
Hoewel ik niet beter weet dan dat ik een kind van God ben, is het verlangen naar en het groeien in geloof tot volwassenheid iets van de laatste jaren.
Om heel eerlijk te zijn was ik hiervoor bang; ja, bang, omdat bij het groeien in geloof ook verantwoordelijkheid hoort en dat hield voor mij weer in dat ik ook daarover weer verantwoording af zou moeten leggen bij God.
En daar was ik maar wat bang voor.
Ik wilde liever gewoon kind blijven, dan had ik ook niet zoveel verantwoording en waren er minder dingen waarvoor ik Hem later verantwoording af zou moeten leggen.
Ik had soms al moeite genoeg om zo staande te blijven in mijn geloof, want met mijn op en neer gaande gevoelsleven, ging immers mijn geloof ook op en neer.
Mijn leven bestond uit bergen en dalen; hoge bergtoppen, maar ook zeer diepe dalen.
Wat was dat moeilijk!
Nog meer kon ik er echt niet bij hebben.
Deze diepe leugen heeft mij jaren verblind.
Soms gaan mijn gedachten nog naar deze tijd terug en kijk ik naar waar ik toen was en waar ik nu ben.
En heel soms komt de oude angst weer om de hoek omdat ik bang ben om te falen, om fouten te maken en dan moet ik mezelf soms weer even streng toespreken en me richten op wat voor me ligt en niet op wat achter me ligt.
Vergetende hetgeen achter mij ligt.
Paulus heeft niet bepaald een verleden waar hij trots op kan zijn.
Hoewel hij dacht goed te doen, vervolgde hij de eerste christenen.
Hij paste op de jassen van hen die Stefanus stenigden omdat hij in de Here Jezus geloofde en hij was het er mee eens dat Stefanus gestenigd werd.
En van daaruit vervolgde hij en bedreigde velen met dood en gevangenis.
Op zijn reis naar Damascus werd hij echter zelf door Christus gegrepen en vanaf die tijd veranderde zijn leven van vervolger in apostel.
Paulus bleef niet steken in zijn verleden.
Christus heeft hem vergeven en van daaruit mag hij een nieuw leven beginnen.
En dat is wat Paulus dan ook met hart en ziel doet.
Hij zal vast nog weleens terug hebben gedacht aan wat hij heeft gedaan, maar het beheerste zijn leven niet, hij leefde niet vanuit zijn verleden.
Alles wat hij nu deed was ook geen inlossing van zijn schuld over wat hij had gedaan.
Nee, hij weigerde om zijn leven laten te beheersen door zijn verleden en richtte zich op de taak die Jezus hem gegeven had en op hetgeen in de toekomst voor hem was weggelegd.
Paulus is daarmee een voorbeeld voor ons, om, wat voor verleden we ook hebben, het achter ons te laten.
Schuldgevoelens over wat we hebben gedaan of over wat er is gebeurd, komen niet van God, maar van de boze.
Ze zullen weerhouden van hetgeen God ons gegeven heeft om te doen en te zijn: een lichtend Licht zijn en een zoutend zout.
Schuldgevoelens leggen ons lam en zorgen ervoor dat we niet verder kunnen groeien in geloof en vertrouwen.
Met het opgaan in schuldgevoelens over beleden zonden doen we God te kort en afbreuk aan de vergeving die ons is geschonken door de Here Jezus, door Zijn volbrachte werk aan het kruis.
Als God ons vergeeft, vergeeft Hij ons alles en werpt het in de diepte der zee. (Micha 7:19b)
In mijn herinnering komt een kaart met een afbeelding van de zee met daarin het bordje: Verboden te vissen; ik geloof dat het een uitspraak was van Corrie ten Boom.
Wie zijn wij om vergeven zonden weer op te halen?
Hoe zou God dat vinden?
Laten we vergeten wat achter ons ligt en ons uitstrekken naar wat voor ons ligt.
Uitstrekken, ‘me richtend op’ zegt een andere vertaling of ‘doe mijn best om te bereiken’.
Paulus deed er alles aan wat in zijn vermogen lag om Christus te leren kennen, om als Christus te worden.
Hij deed er alles aan, om de taak die Christus hem gegeven had, zo goed mogelijk te doen en liet zich daarbij door niets en niemand afleiden of tegen houden.
Hij vergelijk het met het lopen van een wedstrijd.
Er is er maar één die de wedstrijd kan winnen, maar zegt Paulus, we zouden allemaal zo moeten lopen alsof we die ene zijn die de prijs in de wacht gaat slepen. (1 Korinthe 9:24)
Uitstrekken naar Christus, naar Hem leren kennen, Zijn wil doen, meer en meer op Hem gaan lijken, dat moet ook ons streven zijn.
Niet wat ik wil, maar wat Hij wil …
Hij moet wassen, ik moet minder worden …
Net als Paulus alles als vuilnis achten om Hem maar te kennen …
Het kennen van de Here Jezus boven alles zetten, op de eerste plaats …
Hoe moeilijk is dat eigenlijk niet, misschien wel vooral in een tijd als waar wij in leven, waarin van alle kanten op je af komt: Denk om jezelf! Je moet voor jezelf opkomen, assertief zijn! Niet over je heen laten lopen!
Hoe moeilijk is het soms in deze dingen om de juiste weg te bewandelen.
Tenminste, ik vind dat wel.
Soms klinkt mijn stille schreeuw naar de hemel: ‘Heer, en ik dan?’
Ik kan soms zo moeilijk het juiste pad vinden.
Mijn eigen ik staat mij soms nog zo danig in de weg.
Wat kan ik er dan naar verlangen om te zijn als Paulus, maar wat zit mijn eigen karakter me dan nog vaak in de weg.
Toch blijf ik mij uitstrekken naar hetgeen voor me ligt.
En meer en meer merk ik zelfs, ja, ik jaag ernaar, net als Paulus.
Ik jaag naar dat doel, naar die prijs, naar de hemel.
Beetje bij beetje brokkelt er steeds meer van mijn ik af en komt er meer van Hem.
Soms sla ik mijn ogen weleens naar boven en vraag Hem: Heer, waarom ben ik zoals ik ben; soms zo moeilijk in het aannemen van dingen; altijd maar alles willen onderzoeken, overdenken, willen zien, willen …
Dan huil ik zachtjes om de moeilijk persoon die ik mijn eigen ogen ben, maar hoor tegelijk Zijn zachte stem die tegen me zegt: ‘Ik hou van je zoals je bent; je bent Me zo kostbaar, zo waardevol, zo hooggeschat.’
En dan weet ik weer, ja, voor al deze en andere dingen is de Here Jezus gestorven en Hij houdt van mij zoals ik ben.
Hij heeft een doel, een plan met mijn leven en opnieuw strek ik mij uit naar Hem.
Hem wil ik steeds meer en beter leren kennen.
Ik wil meer en meer op Hem gaan lijken.
Ik wil vasthouden aan wat Hij gegeven heeft en aan het einde van mijn reis wil ik Hem horen zeggen: ‘Welgedaan, Mijn goede en getrouwe dienstknecht.’
Dat is mijn streven.
Dat is mijn doel.
Dat is de strijd die ik wil strijden; de wedloop die ik wil lopen.
Als het einde van zijn leven in zicht is, zegt Paulus: ‘Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden.’ (2 Timotheüs 4:7)
Dat is ook mijn streven.
De goede strijd strijden, de wedloop uitlopen en het geloof behouden.
Ik wil vergeten wat achter me ligt en ik wil mij uitstrekken, ja, jagen, naar wat voor mij ligt, naar de prijs.
En ik wil daarin waakzaam zijn voor de valkuilen die de boze daarin voor mij neerlegt.
Want hij gaat rond als een brullende leeuw op zoek naar wie hij kan verslinden.
Ik wil waakzaam zijn voor gedachten en gevoelens die mij zo makkelijk in beslag kunnen nemen en mij afhouden van mijn doel, mij onderuit willen halen, tegen willen houden, in de afgrond willen doen vallen.
Zo zullen we ongetwijfeld allemaal zo onze eigen dingen hebben waar we waakzaam voor moeten zijn.
Het is goed om ze te kennen, zodat God ons, door Zijn geest, er op attent kan maken en voorkomen kan worden dat we in diepte storten of ons geloof zelfs verliezen.
Laten we net als Paulus de wedloop lopen om de prijs die voor ons ligt in ontvangst te kunnen nemen.
Lieve Vader, ik ben zo blij en dankbaar dat U, die mij zo door en door kent, zoveel van mij houdt.
Soms is het mij bijna onbegrijpelijk, Vader, dat U mij zo ziet, als waardevol en kostbaar en toch is dat wat U zegt in Uw woord over mij.
Ik ben U zo dierbaar, dat U Uw Zoon overgaf om te lijden en te sterven voor mijn zonden.
Wat is mijn leven duur betaald!
Wat is de prijs van mijn leven hoog!
Wat ben ik kostbaar!
Ik ben die U zegt dat ik ben!
Ik kan niet anders, Heer Jezus, dan U volgen.
Ik kan niet anders dan mij uitstrekken naar meer van U.
Ik verlang er zo naar om U meer en meer te leren kennen, meer en meer op U te gaan lijken.
Ik heb nog een lange weg te gaan, maar ik strek mij uit, ja, ik jaag er naar.
Ik verlang om straks voor eeuwig bij U te zijn, op de plaats waar ik hoor.
Laat mij op deze weg waakzaam zijn, Vader; leidt mij door Uw Heilige Geest.
Maak mijn hart zacht en ontvankelijk voor Uw stem, zodat, als er dingen tussen mij en mijn doel komen te staan, U mij daarop kunt wijzen en ik er afstand van kan nemen/doen.
Help mij om mij, net als Paulus, door niets en niemand af te laten leiden om mijn wedloop te lopen.
Opdat ik uiteindelijk net als Paulus ook zal kunnen zeggen: ‘Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden.’
In Jezus’ Naam.
- Amen –
Ik wil de wedloop lopen;
mij uitstrekken
naar wat voor mij ligt.
Ik wil jagen naar het doel,
me richten
op het hemels vooruitzicht.
Wat achter mij ligt wil ik vergeten;
niets mag mijn doel
nog in de weg staan.
Ik wil de wedloop lopen,
en tot eer van Hem,
recht op mijn doel afgaan.
Ik wil meer en meer
op U gaan lijken, o Heer;
alles opzij zetten om U te kennen.
Laat niets mij afleiden
van het doel waarvoor ik ga;
help mij deze wedloop uit te rennen.
©Rita Klapwijk
zondag 15 juli 2012
Week 29 - Ontzagwekkende God
Niemand, HEERE, is U gelijk,
groot bent U en groot is Uw Naam in sterkte.
Wie zou U niet vrezen, Koning van de heidenvolken?
Want dat komt U toe.
Immers, onder al de wijzen van de heidenvolken
en in heel hun koninkrijk is niemand U gelijk.
HSV
Niemand is als U, o HEER, U bent groot,
groot is Uw naam door Uw kracht.
Wie zou geen ontzag voor U hebben?
Koning van de volken, dat komt U immers toe.
Onder alle wijzen van de volken,
onder al hun koningen is niemand als U.
NBV
Jeremia 10:6,7
Niemand is aan U gelijk!
Wie zou U niet vrezen; wie zou voor U geen ontzag hebben?
U bent groot; U bent een ontzagwekkende God!
Er is niemand te vinden die aan U gelijk is!
Ja, we hebben een ontzagwekkende God!
En als ik hier zo mee bezig ben, moet ik bekennen en belijden dat ik me helaas niet altijd bewust ben van hoe ontzagwekkend groot onze God eigenlijk is.
Als ik dat zou zijn, zou ik me waarschijnlijk veel minder zorgen maken en me soms niet zo zwak en zelfs verslagen voelen.
Maar daar wil ik het niet over hebben.
Ik wil Zijn woord induiken en zien hoe ontzagwekkend groot Hij is en me dat opnieuw voorhouden.
Ik wil zoeken in Zijn woord naar woorden die Zijn grootheid erkennen, belijden en weergeven, zodat ik Zijn woord weer kan gebruiken als in een gebed tot eer van Hem en tot bemoediging voor mezelf en anderen.
Want als ik zie op Hem, op wie Hij is, op Zijn grootheid en kracht, en tot me door laat dringen dat deze ontzagwekkende God mijn Vader is, dan verdwijnen de zorgen en problemen naar de achtergrond.
O ja, ze zijn er dan nog wel, maar ik weet dan weer meer dan ooit, dat Hij bij machte is om alles op te lossen en te veranderen.
En dat Hij, in Zijn oneindige wijsheid zal doen, op Zijn tijd en wijze, wat voor mij het beste is.
Ik besef ook, dat ik met mijn woorden tekortschiet om Hem te eren en groot te maken; weer te geven hoe ontzagwekkend groot Hij is.
Ik kan me voorstellen, dat Hij Zich soms afvraagt tegen wie of over wie ik (wij?) het heb, als ik met mijn armzalige woordkeus Hem benader.
Maar ik weet, dat Hij boven alles mijn hart kent en daardoor weet, dat ik wil leren om Hem de plaats te geven, en de lof, eer en dank, die Hem, en Hem alleen, toekomt.
Daarom zal hetgeen ik hier verder neerschrijf, niet van mijzelf zijn, maar van Hem.
Woorden die Hijzelf aan ons heeft gegeven en waarvan ik gebruik wil maken om iets te laten zien van de ontzagwekkende God die Hij is.
Lieve Vader in de hemel.
Allereerst wil ik zo bij U komen om U te danken dat Ik U, die ontzagwekkende God, mijn Vader mag noemen.
Ik besef, Vader, dat ik geen woorden heb zelf, die toereikend zijn om U te benoemen.
En ik besef ook, dat als ik het allemaal zou willen neerschrijven, ik Uw gehele woord over zou moeten nemen.
Daarom bid ik U om de leiding van Uw Heilige Geest om die woorden te aan te wijzen, waarvan U wilt dat ik ze gebruik om iets van U te laten zien.
Leidt mij zo, Vader, door Uw Geest in Uw woord.
In Jezus’ Naam.
- Amen –
Voor de bergen ontstonden,
voor U de aarde schiep,
was U al God.
U bent God,
alle eeuwen door.
De hemel getuigt van Uw wonderen, Heer,
de engelen roemen Uw trouw.
Want wie is daar boven de wolken als U,
wie van de goden is aan U gelijk?
U bent gevreesd in de raad der engelen,
U wekt ontzag bij allen die U omringen.
Heer, almachtige God,
wie is sterk als U?
Trouw straalt er van U uit.
U heerst over de onstuimige zee,
de hoogste golven brengt U tot bedaren.
Van U is de hemel, van U is de aarde,
de wereld en haar bewoners,
U zette haar onwrikbaar vast,
U bepaalde het noorden en het zuiden,
De Tabor en de Hermon,
die geweldige bergen,
zij getuigen van Uw kracht.
Uw macht reikt ver,
U hoeft Uw hand, Uw arm maar op te heffen.
De Heer is Koning.
Hij is bekleed met het hoogste gezag,
met macht en majesteit.
De aarde staat nu onwankelbaar vast.
Heer, vast staat van oudsher Uw troon,
U bent er vanaf het eerste begin.
De oceaan gaat tekeer,
onstuimig gaat hij tekeer;
onstuimig bruist de branding.
Maar machtiger dan de bulderende zee,
machtiger dan de aanstormende golven,
bent U, Heer, hoog in de hemel.
Uw uitspraken blijven gelden;
Uw huis is de heilige tempel
voor nu en altijd.
Want de Heer is een groot God,
een machtig Koning,
groter en machtiger
dan alle goden.
Hij beheerst de diepten der aarde,
de toppen van de bergen.
Zee en land behoren Hem toe,
Hij heeft ze gemaakt.
Kom,
laten wij neerknielen,
ons buigen,
ons neerwerpen voor de Heer.
Hij heeft ons gemaakt.
Hij is onze God,
wij zijn Zijn volk;
Hij is de Herder,
wij zijn de kudde.
Luister toch
naar wat Hij nu te zeggen heeft.
Wie de Heer liefhebben,
moeten het kwaad uit de weg gaan.
Erken de macht van de Heer, onze God,
buig U neer voor Zijn heilige berg,
want de Heer, onze God, is heilig.
Alle volken zullen de Heer vrezen,
alle koningen op aarde Zijn macht erkennen.
Want de Heer heeft Sion weer opgebouwd,
Hij verschijnt er in al Zijn majesteit.
Eens hebt U de aarde vastgezet,
de hemel hebt U zelf gemaakt.
Eens zullen zij vergaan,
maar U blijft bestaan.
Zij zullen versluiten als een kleed,
U legt ze af als een mantel
en zij verdwijnen in het niet;
maar U blijft wie U bent,
Uw leven neemt geen einde.
Selah
Zoals een vader van zijn kinderen houdt,
zo houdt Hij van wie Hem vereren.
Hij kent onze broosheid,
Hij weet dat wij maar stof zijn.
Kort is het leven van een mens,
hij is als een bloem in het gras:
een windvlaag, en het is gedaan,
je vindt haar niet meer terug.
Maar Gods liefde duurt eeuwig
voor wie Hem vereren;
Zijn heil is bestemd voor alle geslachten,
voor wie zich houdt aan Zijn verbond
en Zijn geboden naleeft.
Selah
Heer, ik wil U eren
met hart en ziel,
ik wil een lied voor U zingen
ten aanhoren van alle goden.
Ik zal neerknielen,
met mijn gezicht naar Uw heiligdom,
en U prijzen
om Uw liefde,
om uw trouw.
Want U doet Uw woord gestand,
U houdt Uw Naam in ere.
Hemel en aarde, breng eer aan God,
en ook jullie, zeeën met al je vissen.
Hij zal Sion bevrijden,
de steden van Juda weer opbouwen.
De mensen kunnen er weer wonen,
het land wordt hun rechtmatig bezit.
De kinderen van wie Hem dienen
zullen het bezitten,
wie Hem liefhebben
blijven er wonen.
Wie zich verheugt over mijn ondergang,
zal bedrogen uitkomen,
rood worden van schaamte.
Wie over mij triomfeert,
zal overdekt worden met schande.
Maar wie mijn recht wil,
zal van vreugde juichen
en steeds weer uitroepen:
‘Machtig is de Heer!
Hij wil slechts het geluk van Zijn dienaar!’
Overal zal ik verkondigen
dat U recht doet.
Ik zal U hulde brengen,
dag in, dag uit.
Heer, Uw liefde wil ik bezingen,
Uw trouw openlijk verkondigen,
steeds weer,
aan elk geslacht.
Dit zal ik U toezingen:
‘Uw liefde is standvastig,
Uw trouw onwankelbaar als de hemel.’
Ja, ik weet het:
de Heer is groots,
Hij overtreft alle goden.
Alles gebeurt zoals Hij het wil,
in de hemel en op de aarde,
en in de diepste zeeën.
Wie ontzag heeft voor de Heer:
breng Hem dank!
Dank aan de Heer in Sion,
dank aan de Heer in Jeruzalem.
Halleluja, amen, halleluja!
- Amen –
Ps. 90:2; Ps. 98:6-9,10,12-14; Ps. 93; Ps. 95:3-5,6,7,7b; Ps. 97:10a; Ps.99:9; Ps. 102:16,17,26-28 Selah Ps. 103:13-18; Selah Ps. 138:1,2; ps. 69:35-37; Ps. 35:26-28;
Ps. 89:2,3; Ps. 135:5,6,20b,21.
Heer,
hoe kostelijk zijn mij
Uw woorden;
ze zijn als honing
op mijn tong;
ja, zoeter dan honing zijn
Uw woorden.
Ze zijn de lamp
op mijn levenspad;
het licht
dat voor mijn voeten uitgaat.
Uw woorden
zijn mijn richtlijn;
mijn houvast
voor mijn gehele leven.
Ik druk ze dicht aan mijn hart,
en wil er geen vergeten.
Op Uw woord vertrouw ik,
ja, op Uw woord stel ik mijn hoop.
Uw woord is zuiver,
volkomen betrouwbaar,
en zal mij nooit beschamen.
©Rita Klapwijk
groot bent U en groot is Uw Naam in sterkte.
Wie zou U niet vrezen, Koning van de heidenvolken?
Want dat komt U toe.
Immers, onder al de wijzen van de heidenvolken
en in heel hun koninkrijk is niemand U gelijk.
HSV
Niemand is als U, o HEER, U bent groot,
groot is Uw naam door Uw kracht.
Wie zou geen ontzag voor U hebben?
Koning van de volken, dat komt U immers toe.
Onder alle wijzen van de volken,
onder al hun koningen is niemand als U.
NBV
Jeremia 10:6,7
Niemand is aan U gelijk!
Wie zou U niet vrezen; wie zou voor U geen ontzag hebben?
U bent groot; U bent een ontzagwekkende God!
Er is niemand te vinden die aan U gelijk is!
Ja, we hebben een ontzagwekkende God!
En als ik hier zo mee bezig ben, moet ik bekennen en belijden dat ik me helaas niet altijd bewust ben van hoe ontzagwekkend groot onze God eigenlijk is.
Als ik dat zou zijn, zou ik me waarschijnlijk veel minder zorgen maken en me soms niet zo zwak en zelfs verslagen voelen.
Maar daar wil ik het niet over hebben.
Ik wil Zijn woord induiken en zien hoe ontzagwekkend groot Hij is en me dat opnieuw voorhouden.
Ik wil zoeken in Zijn woord naar woorden die Zijn grootheid erkennen, belijden en weergeven, zodat ik Zijn woord weer kan gebruiken als in een gebed tot eer van Hem en tot bemoediging voor mezelf en anderen.
Want als ik zie op Hem, op wie Hij is, op Zijn grootheid en kracht, en tot me door laat dringen dat deze ontzagwekkende God mijn Vader is, dan verdwijnen de zorgen en problemen naar de achtergrond.
O ja, ze zijn er dan nog wel, maar ik weet dan weer meer dan ooit, dat Hij bij machte is om alles op te lossen en te veranderen.
En dat Hij, in Zijn oneindige wijsheid zal doen, op Zijn tijd en wijze, wat voor mij het beste is.
Ik besef ook, dat ik met mijn woorden tekortschiet om Hem te eren en groot te maken; weer te geven hoe ontzagwekkend groot Hij is.
Ik kan me voorstellen, dat Hij Zich soms afvraagt tegen wie of over wie ik (wij?) het heb, als ik met mijn armzalige woordkeus Hem benader.
Maar ik weet, dat Hij boven alles mijn hart kent en daardoor weet, dat ik wil leren om Hem de plaats te geven, en de lof, eer en dank, die Hem, en Hem alleen, toekomt.
Daarom zal hetgeen ik hier verder neerschrijf, niet van mijzelf zijn, maar van Hem.
Woorden die Hijzelf aan ons heeft gegeven en waarvan ik gebruik wil maken om iets te laten zien van de ontzagwekkende God die Hij is.
Lieve Vader in de hemel.
Allereerst wil ik zo bij U komen om U te danken dat Ik U, die ontzagwekkende God, mijn Vader mag noemen.
Ik besef, Vader, dat ik geen woorden heb zelf, die toereikend zijn om U te benoemen.
En ik besef ook, dat als ik het allemaal zou willen neerschrijven, ik Uw gehele woord over zou moeten nemen.
Daarom bid ik U om de leiding van Uw Heilige Geest om die woorden te aan te wijzen, waarvan U wilt dat ik ze gebruik om iets van U te laten zien.
Leidt mij zo, Vader, door Uw Geest in Uw woord.
In Jezus’ Naam.
- Amen –
Voor de bergen ontstonden,
voor U de aarde schiep,
was U al God.
U bent God,
alle eeuwen door.
De hemel getuigt van Uw wonderen, Heer,
de engelen roemen Uw trouw.
Want wie is daar boven de wolken als U,
wie van de goden is aan U gelijk?
U bent gevreesd in de raad der engelen,
U wekt ontzag bij allen die U omringen.
Heer, almachtige God,
wie is sterk als U?
Trouw straalt er van U uit.
U heerst over de onstuimige zee,
de hoogste golven brengt U tot bedaren.
Van U is de hemel, van U is de aarde,
de wereld en haar bewoners,
U zette haar onwrikbaar vast,
U bepaalde het noorden en het zuiden,
De Tabor en de Hermon,
die geweldige bergen,
zij getuigen van Uw kracht.
Uw macht reikt ver,
U hoeft Uw hand, Uw arm maar op te heffen.
De Heer is Koning.
Hij is bekleed met het hoogste gezag,
met macht en majesteit.
De aarde staat nu onwankelbaar vast.
Heer, vast staat van oudsher Uw troon,
U bent er vanaf het eerste begin.
De oceaan gaat tekeer,
onstuimig gaat hij tekeer;
onstuimig bruist de branding.
Maar machtiger dan de bulderende zee,
machtiger dan de aanstormende golven,
bent U, Heer, hoog in de hemel.
Uw uitspraken blijven gelden;
Uw huis is de heilige tempel
voor nu en altijd.
Want de Heer is een groot God,
een machtig Koning,
groter en machtiger
dan alle goden.
Hij beheerst de diepten der aarde,
de toppen van de bergen.
Zee en land behoren Hem toe,
Hij heeft ze gemaakt.
Kom,
laten wij neerknielen,
ons buigen,
ons neerwerpen voor de Heer.
Hij heeft ons gemaakt.
Hij is onze God,
wij zijn Zijn volk;
Hij is de Herder,
wij zijn de kudde.
Luister toch
naar wat Hij nu te zeggen heeft.
Wie de Heer liefhebben,
moeten het kwaad uit de weg gaan.
Erken de macht van de Heer, onze God,
buig U neer voor Zijn heilige berg,
want de Heer, onze God, is heilig.
Alle volken zullen de Heer vrezen,
alle koningen op aarde Zijn macht erkennen.
Want de Heer heeft Sion weer opgebouwd,
Hij verschijnt er in al Zijn majesteit.
Eens hebt U de aarde vastgezet,
de hemel hebt U zelf gemaakt.
Eens zullen zij vergaan,
maar U blijft bestaan.
Zij zullen versluiten als een kleed,
U legt ze af als een mantel
en zij verdwijnen in het niet;
maar U blijft wie U bent,
Uw leven neemt geen einde.
Selah
Zoals een vader van zijn kinderen houdt,
zo houdt Hij van wie Hem vereren.
Hij kent onze broosheid,
Hij weet dat wij maar stof zijn.
Kort is het leven van een mens,
hij is als een bloem in het gras:
een windvlaag, en het is gedaan,
je vindt haar niet meer terug.
Maar Gods liefde duurt eeuwig
voor wie Hem vereren;
Zijn heil is bestemd voor alle geslachten,
voor wie zich houdt aan Zijn verbond
en Zijn geboden naleeft.
Selah
Heer, ik wil U eren
met hart en ziel,
ik wil een lied voor U zingen
ten aanhoren van alle goden.
Ik zal neerknielen,
met mijn gezicht naar Uw heiligdom,
en U prijzen
om Uw liefde,
om uw trouw.
Want U doet Uw woord gestand,
U houdt Uw Naam in ere.
Hemel en aarde, breng eer aan God,
en ook jullie, zeeën met al je vissen.
Hij zal Sion bevrijden,
de steden van Juda weer opbouwen.
De mensen kunnen er weer wonen,
het land wordt hun rechtmatig bezit.
De kinderen van wie Hem dienen
zullen het bezitten,
wie Hem liefhebben
blijven er wonen.
Wie zich verheugt over mijn ondergang,
zal bedrogen uitkomen,
rood worden van schaamte.
Wie over mij triomfeert,
zal overdekt worden met schande.
Maar wie mijn recht wil,
zal van vreugde juichen
en steeds weer uitroepen:
‘Machtig is de Heer!
Hij wil slechts het geluk van Zijn dienaar!’
Overal zal ik verkondigen
dat U recht doet.
Ik zal U hulde brengen,
dag in, dag uit.
Heer, Uw liefde wil ik bezingen,
Uw trouw openlijk verkondigen,
steeds weer,
aan elk geslacht.
Dit zal ik U toezingen:
‘Uw liefde is standvastig,
Uw trouw onwankelbaar als de hemel.’
Ja, ik weet het:
de Heer is groots,
Hij overtreft alle goden.
Alles gebeurt zoals Hij het wil,
in de hemel en op de aarde,
en in de diepste zeeën.
Wie ontzag heeft voor de Heer:
breng Hem dank!
Dank aan de Heer in Sion,
dank aan de Heer in Jeruzalem.
Halleluja, amen, halleluja!
- Amen –
Ps. 90:2; Ps. 98:6-9,10,12-14; Ps. 93; Ps. 95:3-5,6,7,7b; Ps. 97:10a; Ps.99:9; Ps. 102:16,17,26-28 Selah Ps. 103:13-18; Selah Ps. 138:1,2; ps. 69:35-37; Ps. 35:26-28;
Ps. 89:2,3; Ps. 135:5,6,20b,21.
Heer,
hoe kostelijk zijn mij
Uw woorden;
ze zijn als honing
op mijn tong;
ja, zoeter dan honing zijn
Uw woorden.
Ze zijn de lamp
op mijn levenspad;
het licht
dat voor mijn voeten uitgaat.
Uw woorden
zijn mijn richtlijn;
mijn houvast
voor mijn gehele leven.
Ik druk ze dicht aan mijn hart,
en wil er geen vergeten.
Op Uw woord vertrouw ik,
ja, op Uw woord stel ik mijn hoop.
Uw woord is zuiver,
volkomen betrouwbaar,
en zal mij nooit beschamen.
©Rita Klapwijk
zondag 8 juli 2012
Week 28 - Radicale verandering
Zacheüs nu ging staan en zei tegen de Heere: Zie, de helft van mijn goederen, Heere, geef ik aan de armen, en als ik van iemand iets heb afgeperst, geef ik dat vierdubbel terug.
Lucas 19:8
Toen ik begin van de week de bladzijde op de kalender omsloeg en de titel las, was mijn eerste reactie: ‘O nee, hier kan ik niets mee; Heer, hoe kan ik hier ooit over schrijven. Ik ken dit niet.’
Ik kom niet alleen uit een Christelijk gezin, maar ook persoonlijk ken ik geen leven zonder de Heer.
Van kleins af aan weet ik niet beter of de Heer heeft deel uitgemaakt van mijn leven.
Ik ken geen radicale veranderingen, bij mij gaat alles geleidelijk aan.
Elke verandering of groei ontstaat in de loop van de tijd en door wat de Heilige Geest mij laat zien in de dingen die ik lees, hoor, zie, overdenk, bid.
Hoe kan ik nu schrijven over radicale verandering?
Radicaal breken, radicaal kiezen, is niet iets wat ik ken; dacht ik.
Maar gaandeweg dat ik hier mee bezig was, besefte ik dat radicale verandering meer inhoud dan alleen het moment van zo’n bekering en de daarbij horende verandering(en).
Al ken ik zo’n grote, radicale ommekeer niet in mijn leven, toch zijn er weldegelijk momenten dat God mij laat zien wat er niet goed is, of wat Hij graag anders zou zien.
En dan is het aan mij om ook daarmee radicaal te breken, me er radicaal van af te keren.
Want laten we eerlijk zijn, al ben je al jaren een kind van God, dat wil niet zeggen dat er geen zaken in je leven kunnen zijn (of binnensluipen) die niet goed zijn en waarvan God wil dat we daarmee breken.
God gaat immers ons hele leven door ons te vormen en kneden naar Zijn beeld.
En ik besluit om gewoon maar te beginnen bij het begin, bij het verhaal van Zacheüs en op te schrijven wat God in mijn gedachten geeft en op mijn hart legt.
Als eerste ga ik maar eens het hele verhaal van Zacheüs lezen.
Het is zo’n bekend verhaal, maar toch is het goed om het nog eens biddend te lezen en God te vragen om de ogen van je hart te openen.
Het eerste wat in mij opkomt als ik dit gedeelte lees, is: Er gebeurt iets als je Jezus ontmoet!
En dat is iets wat je eigenlijk bij iedereen ziet die Jezus ontmoet.
Ik durf zelfs te zeggen, dat niemand Jezus kan ontmoeten zonder dat er iets gebeurt, zonder dat het iets met je doet.
Jesaja (53:2b) zegt over Jezus: Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben (HSV) oftewel: Onopvallend was Zijn uiterlijk, Hij miste iedere schoonheid, Zijn aanblik kon ons niet bekoren. (NBV)
Het was dus niet Jezus’ uiterlijk waardoor mensen geraakt werden.
Het was Zijn persoon, wie Hij was, wat Hij zei, wat Hij deed en misschien nog wel meer wat Hij juist niet zei of deed.
Jezus leefde vanuit Zijn Vader.
Hij deed alleen die dingen die Hij de Vader had zien doen.
Alles wat Hij zei en deed was uit God, Zijn Vader.
Het was waarheid, rechtvaardig, liefdevol, bewogen.
Zacheüs was nieuwsgierig naar deze Jezus van wie hij gehoord had.
Zo nieuwsgierig, dat hij er voor in een boom klom om Hem te kunnen zien.
Een lieverdje was Zacheüs niet en ook niet geliefd, eerder het tegenovergestelde.
Als hoofdtollenaar heulde hij in de ogen van zijn volk met de vijand en alsof dat nog niet erg genoeg was, liet hij de mensen ook nog eens extra betalen en stak dat geld in zijn eigen zak.
Hij was er schatrijk van geworden.
Maar ik denk ook heel eenzaam als ik de verzen 6 en 7 lees.
Zacheüs ontving Jezus met vreugde staat er, maar de mensen vonden het schandalig dat Jezus bij hem op bezoek ging, want Zacheüs deugde immers voor geen meter; hij was een ‘zondaar’.
Hieruit zou je kunnen opmaken dat hij niet veel mensen op bezoek kreeg, iedereen meed hem alsof hij een vreselijke ziekte had.
Nee, geliefd waren deze mensen niet en toch ging Jezus met Zacheüs mee naar huis.
Toch wilde Jezus komen in het huis van deze tollenaar, ongeacht wat de mensen zeiden of dachten, Jezus ging met hem mee.
Als je zo uitgestoten ben door je eigen volk, je eigen mensen, dan kan ik me er wel iets bij voorstellen, dat Zacheüs Jezus met vreugde ontving.
Ja, het was zijn eigen schuld, maar bij niemand kreeg hij een kans om te veranderen.
Behalve bij Jezus!
Zacheüs ontmoet Jezus en er gebeurt iets met Hem.
Waar Jezus en Zacheüs het over hebben gehad staat er niet, maar het moment komt, dat Zacheüs gaat staan en tegen Jezus zegt: ‘Heer, de helft van alles wat ik bezit geef ik aan de armen en aan de mensen die ik heb afgeperst, geef ik het vierdubbel terug.’
Zacheüs is niet meer de persoon die hij was; het samenzijn met Jezus heeft hem veranderd.
Hij beseft dat er dingen moeten veranderen.
Hij kan niet doorgaan zoals hij bezig was.
Het is duidelijk dat zijn innerlijk veranderd is en dat laat hij zien in zijn daden.
Wie Jezus ontmoet, kan niet onveranderd blijven.
Als Jezus deel uit gaat maken van ons leven, kan het zijn dat we radicaal het roer moeten omgooien; we kunnen immers geen twee heren dienen, zegt de Bijbel. (Lucas 16:13)
Je zult altijd de één liefhebben en de andere haten; God duldt niemand naast Hem.
Het kan betekenen dat je radicaal moet breken met je oude manier van leven en alles wat/wie daarbij hoort.
Zacheüs laat dit ons heel duidelijk zien.
Hij beseft heel goed, dat zijn oude manier van leven niet meer kan en hij breekt daar radicaal mee, sterker nog, hij laat dat ook zien door iedereen die hij benadeeld heeft meer dan dubbel terug te betalen.
Het blijft bij Zacheüs niet alleen bij woorden, maar hij zet zijn woorden om in daden!
En dat is waar het om draait bij radicaal veranderen.
Niet alleen dingen zeggen, maar ook doen!
En hierin ligt ook de les voor mijzelf, voor ons allemaal.
We kunnen niet alleen geloven door het met onze mond te belijden, we zullen het ook moeten laten zien in onze daden.
Hoe geloofwaardig zullen we zijn, als we zeggen Zijn kind te zijn en ons leven is niet in overeenstemming met wat Hij zegt?
Mijn gedachten gaan naar de woorden van David uit Psalm 139 (vers 23, 24): ‘Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, beproef mij en ken mijn gedachten. Zie of er bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg.’
David gaat regelmatig naar God toe en vraagt hem om zijn hart te toetsen, te doorgronden, om te zien of Hij nog wel op de juiste weg is.
Ik zoek nog even verder en kom bij psalm 26.
Daar staat in vers 2 in de GNB: ‘Heer, beproef mij, keur mij, toets mijn diepste roerselen.’
‘Toets mijn diepste roerselen …’
Radicaal breken met dingen kan ook betekenen breken met kleine dingen, dingen die God je laat zien.
Maar dat kan alleen als wij openstaan voor de leiding van Gods Geest in ons leven en net als David regelmatig naar God toe gaan en Hem vragen: ‘Heer, laat mij zien of er dingen in mijn leven zijn, of zijn binnengeslopen, die niet goed zijn; die U verdriet doen, die niet in overeenstemming zijn met Uw woord.
Toets mijn diepste roerselen!
Kijk heel, heel diep in mijn binnenste, Vader, in het diepst verborgen plekje van mijn ziel en laat mij zien waar er nog dingen zijn die moeten veranderen.
Heer Jezus, ik wil U ontmoeten zelfs op het meest verborgen plekje van mijn ziel.’
Als God ons dan door Zijn Heilige Geest dingen laat zien, dan moeten we daar wat mee doen.
Dan moeten we in actie komen en ons geloof omzetten in daden.
En dat kan soms ook betekenen radicaal breken met dingen zodat er verandering komt in ons leven.
Zacheüs had een ontmoeting met Jezus en laat ons de radicale verandering in zijn leven zien.
Wat betekent het voor ons als wij Jezus ontmoeten?
Lieve Vader in de hemel.
Ik vond het zo moeilijk, toen ik dit voor de eerste keer las, ik had geen idee wat ik er mee moest.
Toch heeft U mij geleid en mij meegenomen aan Uw hand door Uw Geest.
U hebt mij laten zien dat ik geen vreselijke mislukkingen hoef te hebben doorstaan om tot radicale keuzes te komen.
Een radicaal leven met U, Heer Jezus, een overwinnend leven in Uw waarheid, bewerkt U ook op andere manieren.
Als mijn hart maar openstaat voor de leiding van Uw geest.
Bereid is om van U te leren.
Bereid is zich te toetsen aan Uw woord.
Bereid is om te doen wat U zegt.
Bereid is om zich te laten corrigeren.
bereid is om aan te nemen.
Bereid is om keuzes te maken.
Ik bid U, Vader, maak mijn hart bereid om, als U mij dingen laat zien, radicale keuzes te maken.
Heer Jezus, ik wil U ontmoeten!
Schijn met Uw licht tot in het diepst verborgen plekje van mijn ziel.
Ik verlang naar een overwinnend leven door radicaal met U in Uw waarheid te wandelen.
Laat mij daarom openstaan voor Uw leiding, voor de leiding van Uw Geest, ook als dat moeilijke keuzes maken betekent.
In Jezus’ Naam.
- Amen -
Heer Jezus,
ik verlang ernaar
om U te ontmoeten;
ik verlang ernaar,
ook al weet ik,
dat mijn leven daarna
nooit meer hetzelfde zal zijn.
Ik besef,
dat al wat niet is
tot Uw eer,
zichtbaar wordt
in Uw Licht.
En ik besef,
dat dit van mij
keuzes vraagt
en dat die veranderingen
gepaard kunnen gaan
met pijn.
Maar ik verlang,
Heer Jezus,
boven alles
naar een ontmoeting
met U.
Want U heb ik lief
met heel mijn hart
en heel mijn ziel.
Ik verlang er zo naar
om altijd
in Uw waarheid
te wandelen,
om één met U
te zijn.
- Amen –
©Rita Klapwijk
Lucas 19:8
Toen ik begin van de week de bladzijde op de kalender omsloeg en de titel las, was mijn eerste reactie: ‘O nee, hier kan ik niets mee; Heer, hoe kan ik hier ooit over schrijven. Ik ken dit niet.’
Ik kom niet alleen uit een Christelijk gezin, maar ook persoonlijk ken ik geen leven zonder de Heer.
Van kleins af aan weet ik niet beter of de Heer heeft deel uitgemaakt van mijn leven.
Ik ken geen radicale veranderingen, bij mij gaat alles geleidelijk aan.
Elke verandering of groei ontstaat in de loop van de tijd en door wat de Heilige Geest mij laat zien in de dingen die ik lees, hoor, zie, overdenk, bid.
Hoe kan ik nu schrijven over radicale verandering?
Radicaal breken, radicaal kiezen, is niet iets wat ik ken; dacht ik.
Maar gaandeweg dat ik hier mee bezig was, besefte ik dat radicale verandering meer inhoud dan alleen het moment van zo’n bekering en de daarbij horende verandering(en).
Al ken ik zo’n grote, radicale ommekeer niet in mijn leven, toch zijn er weldegelijk momenten dat God mij laat zien wat er niet goed is, of wat Hij graag anders zou zien.
En dan is het aan mij om ook daarmee radicaal te breken, me er radicaal van af te keren.
Want laten we eerlijk zijn, al ben je al jaren een kind van God, dat wil niet zeggen dat er geen zaken in je leven kunnen zijn (of binnensluipen) die niet goed zijn en waarvan God wil dat we daarmee breken.
God gaat immers ons hele leven door ons te vormen en kneden naar Zijn beeld.
En ik besluit om gewoon maar te beginnen bij het begin, bij het verhaal van Zacheüs en op te schrijven wat God in mijn gedachten geeft en op mijn hart legt.
Als eerste ga ik maar eens het hele verhaal van Zacheüs lezen.
Het is zo’n bekend verhaal, maar toch is het goed om het nog eens biddend te lezen en God te vragen om de ogen van je hart te openen.
Het eerste wat in mij opkomt als ik dit gedeelte lees, is: Er gebeurt iets als je Jezus ontmoet!
En dat is iets wat je eigenlijk bij iedereen ziet die Jezus ontmoet.
Ik durf zelfs te zeggen, dat niemand Jezus kan ontmoeten zonder dat er iets gebeurt, zonder dat het iets met je doet.
Jesaja (53:2b) zegt over Jezus: Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben (HSV) oftewel: Onopvallend was Zijn uiterlijk, Hij miste iedere schoonheid, Zijn aanblik kon ons niet bekoren. (NBV)
Het was dus niet Jezus’ uiterlijk waardoor mensen geraakt werden.
Het was Zijn persoon, wie Hij was, wat Hij zei, wat Hij deed en misschien nog wel meer wat Hij juist niet zei of deed.
Jezus leefde vanuit Zijn Vader.
Hij deed alleen die dingen die Hij de Vader had zien doen.
Alles wat Hij zei en deed was uit God, Zijn Vader.
Het was waarheid, rechtvaardig, liefdevol, bewogen.
Zacheüs was nieuwsgierig naar deze Jezus van wie hij gehoord had.
Zo nieuwsgierig, dat hij er voor in een boom klom om Hem te kunnen zien.
Een lieverdje was Zacheüs niet en ook niet geliefd, eerder het tegenovergestelde.
Als hoofdtollenaar heulde hij in de ogen van zijn volk met de vijand en alsof dat nog niet erg genoeg was, liet hij de mensen ook nog eens extra betalen en stak dat geld in zijn eigen zak.
Hij was er schatrijk van geworden.
Maar ik denk ook heel eenzaam als ik de verzen 6 en 7 lees.
Zacheüs ontving Jezus met vreugde staat er, maar de mensen vonden het schandalig dat Jezus bij hem op bezoek ging, want Zacheüs deugde immers voor geen meter; hij was een ‘zondaar’.
Hieruit zou je kunnen opmaken dat hij niet veel mensen op bezoek kreeg, iedereen meed hem alsof hij een vreselijke ziekte had.
Nee, geliefd waren deze mensen niet en toch ging Jezus met Zacheüs mee naar huis.
Toch wilde Jezus komen in het huis van deze tollenaar, ongeacht wat de mensen zeiden of dachten, Jezus ging met hem mee.
Als je zo uitgestoten ben door je eigen volk, je eigen mensen, dan kan ik me er wel iets bij voorstellen, dat Zacheüs Jezus met vreugde ontving.
Ja, het was zijn eigen schuld, maar bij niemand kreeg hij een kans om te veranderen.
Behalve bij Jezus!
Zacheüs ontmoet Jezus en er gebeurt iets met Hem.
Waar Jezus en Zacheüs het over hebben gehad staat er niet, maar het moment komt, dat Zacheüs gaat staan en tegen Jezus zegt: ‘Heer, de helft van alles wat ik bezit geef ik aan de armen en aan de mensen die ik heb afgeperst, geef ik het vierdubbel terug.’
Zacheüs is niet meer de persoon die hij was; het samenzijn met Jezus heeft hem veranderd.
Hij beseft dat er dingen moeten veranderen.
Hij kan niet doorgaan zoals hij bezig was.
Het is duidelijk dat zijn innerlijk veranderd is en dat laat hij zien in zijn daden.
Wie Jezus ontmoet, kan niet onveranderd blijven.
Als Jezus deel uit gaat maken van ons leven, kan het zijn dat we radicaal het roer moeten omgooien; we kunnen immers geen twee heren dienen, zegt de Bijbel. (Lucas 16:13)
Je zult altijd de één liefhebben en de andere haten; God duldt niemand naast Hem.
Het kan betekenen dat je radicaal moet breken met je oude manier van leven en alles wat/wie daarbij hoort.
Zacheüs laat dit ons heel duidelijk zien.
Hij beseft heel goed, dat zijn oude manier van leven niet meer kan en hij breekt daar radicaal mee, sterker nog, hij laat dat ook zien door iedereen die hij benadeeld heeft meer dan dubbel terug te betalen.
Het blijft bij Zacheüs niet alleen bij woorden, maar hij zet zijn woorden om in daden!
En dat is waar het om draait bij radicaal veranderen.
Niet alleen dingen zeggen, maar ook doen!
En hierin ligt ook de les voor mijzelf, voor ons allemaal.
We kunnen niet alleen geloven door het met onze mond te belijden, we zullen het ook moeten laten zien in onze daden.
Hoe geloofwaardig zullen we zijn, als we zeggen Zijn kind te zijn en ons leven is niet in overeenstemming met wat Hij zegt?
Mijn gedachten gaan naar de woorden van David uit Psalm 139 (vers 23, 24): ‘Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, beproef mij en ken mijn gedachten. Zie of er bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg.’
David gaat regelmatig naar God toe en vraagt hem om zijn hart te toetsen, te doorgronden, om te zien of Hij nog wel op de juiste weg is.
Ik zoek nog even verder en kom bij psalm 26.
Daar staat in vers 2 in de GNB: ‘Heer, beproef mij, keur mij, toets mijn diepste roerselen.’
‘Toets mijn diepste roerselen …’
Radicaal breken met dingen kan ook betekenen breken met kleine dingen, dingen die God je laat zien.
Maar dat kan alleen als wij openstaan voor de leiding van Gods Geest in ons leven en net als David regelmatig naar God toe gaan en Hem vragen: ‘Heer, laat mij zien of er dingen in mijn leven zijn, of zijn binnengeslopen, die niet goed zijn; die U verdriet doen, die niet in overeenstemming zijn met Uw woord.
Toets mijn diepste roerselen!
Kijk heel, heel diep in mijn binnenste, Vader, in het diepst verborgen plekje van mijn ziel en laat mij zien waar er nog dingen zijn die moeten veranderen.
Heer Jezus, ik wil U ontmoeten zelfs op het meest verborgen plekje van mijn ziel.’
Als God ons dan door Zijn Heilige Geest dingen laat zien, dan moeten we daar wat mee doen.
Dan moeten we in actie komen en ons geloof omzetten in daden.
En dat kan soms ook betekenen radicaal breken met dingen zodat er verandering komt in ons leven.
Zacheüs had een ontmoeting met Jezus en laat ons de radicale verandering in zijn leven zien.
Wat betekent het voor ons als wij Jezus ontmoeten?
Lieve Vader in de hemel.
Ik vond het zo moeilijk, toen ik dit voor de eerste keer las, ik had geen idee wat ik er mee moest.
Toch heeft U mij geleid en mij meegenomen aan Uw hand door Uw Geest.
U hebt mij laten zien dat ik geen vreselijke mislukkingen hoef te hebben doorstaan om tot radicale keuzes te komen.
Een radicaal leven met U, Heer Jezus, een overwinnend leven in Uw waarheid, bewerkt U ook op andere manieren.
Als mijn hart maar openstaat voor de leiding van Uw geest.
Bereid is om van U te leren.
Bereid is zich te toetsen aan Uw woord.
Bereid is om te doen wat U zegt.
Bereid is om zich te laten corrigeren.
bereid is om aan te nemen.
Bereid is om keuzes te maken.
Ik bid U, Vader, maak mijn hart bereid om, als U mij dingen laat zien, radicale keuzes te maken.
Heer Jezus, ik wil U ontmoeten!
Schijn met Uw licht tot in het diepst verborgen plekje van mijn ziel.
Ik verlang naar een overwinnend leven door radicaal met U in Uw waarheid te wandelen.
Laat mij daarom openstaan voor Uw leiding, voor de leiding van Uw Geest, ook als dat moeilijke keuzes maken betekent.
In Jezus’ Naam.
- Amen -
Heer Jezus,
ik verlang ernaar
om U te ontmoeten;
ik verlang ernaar,
ook al weet ik,
dat mijn leven daarna
nooit meer hetzelfde zal zijn.
Ik besef,
dat al wat niet is
tot Uw eer,
zichtbaar wordt
in Uw Licht.
En ik besef,
dat dit van mij
keuzes vraagt
en dat die veranderingen
gepaard kunnen gaan
met pijn.
Maar ik verlang,
Heer Jezus,
boven alles
naar een ontmoeting
met U.
Want U heb ik lief
met heel mijn hart
en heel mijn ziel.
Ik verlang er zo naar
om altijd
in Uw waarheid
te wandelen,
om één met U
te zijn.
- Amen –
©Rita Klapwijk
zondag 1 juli 2012
Week 27 - Wanhoop
Smaad heeft mijn hart gebroken en ik ben zeer zwak;
ik heb gewacht op medeleven, maar het is er niet,
op troosters, maar ik heb ze niet gevonden.
Ja, zij hebben mij gal als mijn voedsel gegeven,
in mijn dorst hebben zij mij zure wijn laten drinken.
HSV
Al die spot heeft mij gebroken, ik kan niet meer.
Ik hoopte op wat medeleven, maar tevergeefs,
op een woord van troost, maar ik kreeg er geen.
Ik had honger en zij gaven mij gif,
ik had dorst en ik kreeg azijn.
GNB
Psalm 69:21,22
Ieder huisje heeft zijn kruisje.
Iedereen kent deze uitdrukking vast wel en ik geloof ook zeker dat dit zo is.
Van de buitenkant kan het lijken alsof een ander geen moeilijkheden heeft of kent, en dat alles voor de wind gaat, maar als we een kijkje van dichtbij zouden kunnen nemen, dan denk ik dat we gigantisch zullen schrikken van wat er soms bij een ander speelt.
Niet iedereen laat het even makkelijk zien als er wat is.
Sommigen zijn meesters in het verbloemen van hun emoties.
Ze zijn vaak heel meelevend naar een ander toe, maar laten niets blijken, of vertellen niets van wat er bij hen zelf speelt of leeft.
Toch heeft ieder mens zijn eigen portie leed te dragen in dit leven.
Niemand van ons komt daaronder uit.
De één misschien wat meer dan de ander, maar toch…
Leed, verdriet, pijn, zorgen en moeiten, door de zondeval is dit onlosmakend verbonden met ons leven.
Maar niet elk leed drijft ons tot wanhoop.
Ik durf niet te beweren dat ieder mens het gevoel van wanhoop kent, de één zal eerder tot wanhoop gedreven zijn dan de ander, maar ik denk wel, dat, als we om ons heen kijken en zien/horen wat er allemaal gebeurt en speelt, dat we ons in ieder geval wel ons kunnen voorstellen dat mensen tot wanhoop gedreven worden.
Maar misschien weet je zelf wel als geen ander wat wanhoop is.
Ken je het gevoel van geen uitkomst meer zien.
Misschien ben je nu, op dit moment wel wanhopig door alles wat er nu gebeurt in je leven en zie je geen uitkomst meer.
Misschien ben je al langer wanhopig en heeft de wanhoop je in zijn greep genomen en ga je gebukt onder zijn wurgende greep.
Dan wil ik je graag meenemen naar Gods woord en ik bid dat je open zult staan voor d genezing die daar te vinden is.
Wanhoop.
Ja, God laat dingen toe in ons leven die ons tot wanhoop kunnen drijven, die ons wanhopig maken, die ons in zijn wurgende greep neemt.
Ook koning David ontkwam er niet aan.
De twee teksten die ter overdenking zijn gegeven komen uit Psalm 69 en als je die Psalm in zijn geheel leest, dan voel je, dan proef je, de wanhoop van David.
Hij zegt het ook zelf:
‘Verlos mij, o God, want het water is tot aan mijn ziel gekomen’. (HSV)
(Een andere vertaling gebruikt de voor ons bekende uitdrukking: ‘Red mij, God, want het water staat mij aan de lippen.’)
Vers 3: ‘Ik ben gezonken in bodemloze modder, waarin men niet kan staan; ik ben gekomen in de waterdiepten en de vloed overspoelt mij.’
Welk een wanhoop klinkt niet door in deze woorden.
In de volgende verzen gaat hij verder en stort hij zijn hele hart uit bij God.
Alles wat hij voelt, ervaart, hoe de dingen bij hem binnenkomen, alles legt hij bloot voor God.
Niets houdt hij achter, ook niet zijn eigen zonden en dwaasheden die hij heeft begaan.
Hij stort echt zijn hele hart uit bij God.
In de bovenstaande tekst zegt hij ook tegen God, hoe hij op medeleven gewacht heeft en het niet kreeg, eerder het tegenovergestelde.
Wanhoop heeft zich van hem meester gemaakt, maar hij kiest ervoor om er mee naar God toe te gaan.
Wat ons ook tot wanhoop drijft, of het nu de omstandigheden zijn of mensen, de beste weg om er niet in om te komen of te verdrinken, is door ermee naar God toe te gaan.
Dit laat David ons ook duidelijk zien.
Wat ik altijd zo bijzonder vind aan David, is dat hij altijd uitkomt bij God de eer geven, Hem te loven en te prijzen, te roemen om wie Hij is.
Vaak is er nog niets aan de situatie veranderd, maar David gelooft met zijn hele hart dat God ingrijpt en hem recht zal doen.’
Hij vertrouwt op Gods barmhartigheid, Zijn liefde, Zijn rechtvaardigheid.
En op basis daarvan, op basis van dit geloof, dit kennen van zijn Heer en God, looft hij Hem, eert hij Hem, dankt hij Hem.
Ook in deze Psalm vinden we dat terug.
Vers 30: ‘Ik echter ben ellendig en lijd pijn; laat Uw heil, o God, mij in een veilige vesting zetten’ en er achteraan in vers 31: ‘Ik zal Gods Naam loven met gezang en Hem met dankzegging groot maken.
Het zal Hem aangenamer zijn dan een offer (vs. 33)
God hoort de armen, de nooddruftigen (SV), Hij veracht zijn gevangenen niet.(vs.34)
Dit is iets wat je steeds weer tegenkomt bij David.
(En veel woorden van David zijn ook verwijzingen weer naar de Here Jezus, naar Zijn lijden en sterven, naar dat Hij ons in alles gelijk geworden is.)
‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?
Ik schreeuw om hulp. maar U bent zo ver weg.
Dag en nacht roep ik, maar U, mijn God antwoordt niet,
voor mij heeft U geen aandacht.
U bent toch …
… Heer, U hebt mij geantwoord!’
Psalm 22:2,3,22b
Genees mij, want ik ben volkomen gebroken,
gebroken ben ik naar lichaam en ziel.
Hoelang nog, Heer,
hoelang moet ik nog wachten?
ik ben moe van het vele zuchten,
elke nacht is mijn bed nat van tranen,
mijn kussen doorweekt …
… Want de Heer hoort mij als ik huil,
de Heer luistert als ik smeek,
de Heer wijst mij niet af.
Psalm 6: 3b,4,7,9b,10
Mijn God, luister naar mijn smeken,
verberg U niet voor mij.
Sla acht op mijn woorden,
antwoord mij!
Nergens vind ik meer rust,
het is niet meer te dragen …
… God, de Heer, roep ik te hulp,
Hij biedt uitkomst.
Ik zal niet ophouden te klagen,
ik zal niet ophouden te kreunen,
van de ochtend tot de avond,
de Heer zal naar mij luisteren.
Psalm 55:2,3,17,18
Zomaar even drie gedeelten uit de Psalmen waarin de wanhoop doorklinkt, maar ook steeds opnieuw het rotsvaste vertrouwen in God.
Wat geweldig dat God deze woorden in de Bijbel heeft opgenomen.
Zo weten we dat niets Hem vreemd is en dat we werkelijk met alles bij Hem mogen komen.
We hoeven niet bang te zijn dat God ons vervelend vind of een stel zeurkousen.
Kijk maar eens naar wat David schrijft: ‘Ik zal niet ophouden met klagen, kreunen …, de Heer zal naar mij luisteren.’
Graag wil ik je bemoedigen met woorden uit de Psalmen.
Gods woord, en vooral de Psalmen, zijn een Bron van Hoop en Bemoediging.
We mogen de woorden van de Psalmisten gebruiken om onze nood, onze wanhoop naar God uit te spreken, maar ook om tegelijkertijd opgebeurd en bemoedigd te worden door het geloof en vertrouwen van de schrijvers.
Zelf heb ik de Psalmen vaak gebruikt in mijn momenten van wanhoop.
Ik heb ze uitgeschreven en hardop voorgelezen, ze uitgesproken om mijn wanhopige ziel tot rust te brengen.
Om de gedachten, die mij anders in de greep van wanhoop zouden houden, op God te richten, op wie Hij is, op Zijn beloften.
Geloof me, er verandert werkelijk iets als we dit gaan doen.
Niemand kan, in de hoop op wat God kan doen, Zijn woord hardop uitspreken zonder dat er iets gebeurt.
We kunnen het lezen, het overdenken, maar er gebeurt echt pas iets als we er wat mee doen.
Er zit kracht in Zijn woord!
Maar, Heer, U bent voor mij als een schild,
U bent mijn eer,
om U houd ik het hoofd opgericht.
Wanneer ik de Heer om hulp roep,
antwoord Hij mij vanaf Zijn heilige berg.
Ik ben gaan slapen en ik ben weer ontwaakt;
de Heer heeft mij onder Zijn hoede.
In de morgen al hoort U mij roepen,
in de morgen al leg ik alles aan U voor
en wacht op Uw antwoord.
Heer, wie U zijn toegedaan, kunnen op U rekenen;
wie bij U hun toevlucht zoeken,
laat U niet in de steek.
Wie zich door de Heer laten leiden,
zich naar Hem richt:
Mocht hij eens vallen,
de Heer grijpt hem bij de hand.
God is onze toevlucht,
Hij geeft ons kracht;
in de grootste nood
heeft Hij ons geholpen.
De Heer zal mij Zijn liefde geven, elke dag,
Zijn lied zal ik horen, elke nacht,
een gebed tot de God
die mij in leven houdt.
Ik zal tegen Hem zeggen:
‘U bent mijn toevlucht.’
De Almachtige Heer is aan onze zijde,
onze burcht is de God van Jakob!
Ik zal zingen over Uw kracht,
juichen over Uw liefde, mijn God,
vanaf de vroege morgen.
Want U bent een burcht voor mij,
een toevlucht in nood.
Ik zal zingen voor U,
want U geeft mij kracht.
God, U bent mijn burcht,
de God die van mij houdt.
Ps. 3:4-6; Ps.5:4; Ps. 9:11; Ps. Ps. 37:23,24; Ps. 46:2: Ps. 42;9,10a; Ps. 46:8; Ps. 59:17,18
Bij U, de Allerhoogste, zoek ik mijn bescherming,
in de nabijheid van U, de Almachtige, wil ik verblijven,
want dan kan ik zeggen:
"U, Here bent mijn schuilplaats,
bij U ben ik veilig en geborgen,
op U kan ik vertrouwen,"
U, Heere, bedekt mij met Uw vleugels,
onder Uw hoede ben ik veilig.
Uw trouw is als een beschermend schild rondom mij.
Ja, Heere, bij U zoek ik mijn bescherming,
in Uw nabijheid wil ik zijn.
Ps. 91:1,2,4,9
Lieve Vader in de hemel.
Ik wil U danken, danken voor Uw liefde, voor Uw trouw.
Voor uw goedheid, Uw bewogenheid.
Ik wil u danken dat ik, net als David, het in al mijn moeiten en zorgen, in al mijn wanhoop, tot U mag uitroepen en dat U mij dan hoort en antwoordt.
Als ik uw woord lees, Vader, dan ben ik zo blij en dankbaar om de vele herkenning die ik erin vind.
Daardoor mag ik weten dat niets U vreemd is en niets raar of te min of te onbelangrijk.
Heer, David laat ons zien, en ook de andere Psalmisten, dat we met alles bij U mogen komen en dat U het fijn vindt als we U alles zeggen; U deelgenoot maken van alles wat er in ons leven gebeurt.
U verlangt ernaar dat we U in elk onderdeel van ons leven betrekken.
Onze pijn en verdriet, is Uw pijn en verdriet.
Leer ons, Vader, om zo ook als we wanhopig zijn, U te zoeken en op Uw woord te vertrouwen.
Als de wanhoop in ons leven toeslaat, dan wordt het zo donker in ons leven.
Daarom bid ik U, Vader, dat toch een sprankje van U licht ergens doorheen zal komen, zodat wij niet zullen vergeten om U ook te zoeken in onze diepe wanhoop.
Want U bent het antwoord in elke situatie van ons leven.
Met U kunnen wij alles aan.
Hoe moeilijk alles ook is, zelfs al vallen wij, Uw woord zegt ons dat U er altijd bent en dat U ons weer opricht als wij vallen.
Daarmee, lieve Vader, kan het leven of de dingen van het leven ons soms wanhopig maken, tot wanhoop drijven, maar behoeven wij er niet in te blijven.
U kunt en wilt ons genezen van de pijn en verwoesting van de wanhoop.
Dank U, Vader, voor Uw liefde en Uw trouw.
Ik prijs en eer Uw grote Naam.
- Amen –
Laat Uw licht schijnen, Heer,
in de wanhoop
die het leven mij soms brengt.
Laat Uw licht schijnen,
en dan met mijn wanhoop
worden vermengd.
Laat Uw licht schijnen, Heer,
zodat de wanhoop oplost
in het schijnsel van Uw licht.
Laat zo Uw licht schijnen,
en in mijn hart
verrijst een lofgedicht.
U, en U alleen, bent waardig,
te ontvangen alle lof en alle eer.
U, en U alleen, bent waardig;
ik prijs en aanbid U, mijn koning en Heer.
©Rita Klapwijk
ik heb gewacht op medeleven, maar het is er niet,
op troosters, maar ik heb ze niet gevonden.
Ja, zij hebben mij gal als mijn voedsel gegeven,
in mijn dorst hebben zij mij zure wijn laten drinken.
HSV
Al die spot heeft mij gebroken, ik kan niet meer.
Ik hoopte op wat medeleven, maar tevergeefs,
op een woord van troost, maar ik kreeg er geen.
Ik had honger en zij gaven mij gif,
ik had dorst en ik kreeg azijn.
GNB
Psalm 69:21,22
Ieder huisje heeft zijn kruisje.
Iedereen kent deze uitdrukking vast wel en ik geloof ook zeker dat dit zo is.
Van de buitenkant kan het lijken alsof een ander geen moeilijkheden heeft of kent, en dat alles voor de wind gaat, maar als we een kijkje van dichtbij zouden kunnen nemen, dan denk ik dat we gigantisch zullen schrikken van wat er soms bij een ander speelt.
Niet iedereen laat het even makkelijk zien als er wat is.
Sommigen zijn meesters in het verbloemen van hun emoties.
Ze zijn vaak heel meelevend naar een ander toe, maar laten niets blijken, of vertellen niets van wat er bij hen zelf speelt of leeft.
Toch heeft ieder mens zijn eigen portie leed te dragen in dit leven.
Niemand van ons komt daaronder uit.
De één misschien wat meer dan de ander, maar toch…
Leed, verdriet, pijn, zorgen en moeiten, door de zondeval is dit onlosmakend verbonden met ons leven.
Maar niet elk leed drijft ons tot wanhoop.
Ik durf niet te beweren dat ieder mens het gevoel van wanhoop kent, de één zal eerder tot wanhoop gedreven zijn dan de ander, maar ik denk wel, dat, als we om ons heen kijken en zien/horen wat er allemaal gebeurt en speelt, dat we ons in ieder geval wel ons kunnen voorstellen dat mensen tot wanhoop gedreven worden.
Maar misschien weet je zelf wel als geen ander wat wanhoop is.
Ken je het gevoel van geen uitkomst meer zien.
Misschien ben je nu, op dit moment wel wanhopig door alles wat er nu gebeurt in je leven en zie je geen uitkomst meer.
Misschien ben je al langer wanhopig en heeft de wanhoop je in zijn greep genomen en ga je gebukt onder zijn wurgende greep.
Dan wil ik je graag meenemen naar Gods woord en ik bid dat je open zult staan voor d genezing die daar te vinden is.
Wanhoop.
Ja, God laat dingen toe in ons leven die ons tot wanhoop kunnen drijven, die ons wanhopig maken, die ons in zijn wurgende greep neemt.
Ook koning David ontkwam er niet aan.
De twee teksten die ter overdenking zijn gegeven komen uit Psalm 69 en als je die Psalm in zijn geheel leest, dan voel je, dan proef je, de wanhoop van David.
Hij zegt het ook zelf:
‘Verlos mij, o God, want het water is tot aan mijn ziel gekomen’. (HSV)
(Een andere vertaling gebruikt de voor ons bekende uitdrukking: ‘Red mij, God, want het water staat mij aan de lippen.’)
Vers 3: ‘Ik ben gezonken in bodemloze modder, waarin men niet kan staan; ik ben gekomen in de waterdiepten en de vloed overspoelt mij.’
Welk een wanhoop klinkt niet door in deze woorden.
In de volgende verzen gaat hij verder en stort hij zijn hele hart uit bij God.
Alles wat hij voelt, ervaart, hoe de dingen bij hem binnenkomen, alles legt hij bloot voor God.
Niets houdt hij achter, ook niet zijn eigen zonden en dwaasheden die hij heeft begaan.
Hij stort echt zijn hele hart uit bij God.
In de bovenstaande tekst zegt hij ook tegen God, hoe hij op medeleven gewacht heeft en het niet kreeg, eerder het tegenovergestelde.
Wanhoop heeft zich van hem meester gemaakt, maar hij kiest ervoor om er mee naar God toe te gaan.
Wat ons ook tot wanhoop drijft, of het nu de omstandigheden zijn of mensen, de beste weg om er niet in om te komen of te verdrinken, is door ermee naar God toe te gaan.
Dit laat David ons ook duidelijk zien.
Wat ik altijd zo bijzonder vind aan David, is dat hij altijd uitkomt bij God de eer geven, Hem te loven en te prijzen, te roemen om wie Hij is.
Vaak is er nog niets aan de situatie veranderd, maar David gelooft met zijn hele hart dat God ingrijpt en hem recht zal doen.’
Hij vertrouwt op Gods barmhartigheid, Zijn liefde, Zijn rechtvaardigheid.
En op basis daarvan, op basis van dit geloof, dit kennen van zijn Heer en God, looft hij Hem, eert hij Hem, dankt hij Hem.
Ook in deze Psalm vinden we dat terug.
Vers 30: ‘Ik echter ben ellendig en lijd pijn; laat Uw heil, o God, mij in een veilige vesting zetten’ en er achteraan in vers 31: ‘Ik zal Gods Naam loven met gezang en Hem met dankzegging groot maken.
Het zal Hem aangenamer zijn dan een offer (vs. 33)
God hoort de armen, de nooddruftigen (SV), Hij veracht zijn gevangenen niet.(vs.34)
Dit is iets wat je steeds weer tegenkomt bij David.
(En veel woorden van David zijn ook verwijzingen weer naar de Here Jezus, naar Zijn lijden en sterven, naar dat Hij ons in alles gelijk geworden is.)
‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?
Ik schreeuw om hulp. maar U bent zo ver weg.
Dag en nacht roep ik, maar U, mijn God antwoordt niet,
voor mij heeft U geen aandacht.
U bent toch …
… Heer, U hebt mij geantwoord!’
Psalm 22:2,3,22b
Genees mij, want ik ben volkomen gebroken,
gebroken ben ik naar lichaam en ziel.
Hoelang nog, Heer,
hoelang moet ik nog wachten?
ik ben moe van het vele zuchten,
elke nacht is mijn bed nat van tranen,
mijn kussen doorweekt …
… Want de Heer hoort mij als ik huil,
de Heer luistert als ik smeek,
de Heer wijst mij niet af.
Psalm 6: 3b,4,7,9b,10
Mijn God, luister naar mijn smeken,
verberg U niet voor mij.
Sla acht op mijn woorden,
antwoord mij!
Nergens vind ik meer rust,
het is niet meer te dragen …
… God, de Heer, roep ik te hulp,
Hij biedt uitkomst.
Ik zal niet ophouden te klagen,
ik zal niet ophouden te kreunen,
van de ochtend tot de avond,
de Heer zal naar mij luisteren.
Psalm 55:2,3,17,18
Zomaar even drie gedeelten uit de Psalmen waarin de wanhoop doorklinkt, maar ook steeds opnieuw het rotsvaste vertrouwen in God.
Wat geweldig dat God deze woorden in de Bijbel heeft opgenomen.
Zo weten we dat niets Hem vreemd is en dat we werkelijk met alles bij Hem mogen komen.
We hoeven niet bang te zijn dat God ons vervelend vind of een stel zeurkousen.
Kijk maar eens naar wat David schrijft: ‘Ik zal niet ophouden met klagen, kreunen …, de Heer zal naar mij luisteren.’
Graag wil ik je bemoedigen met woorden uit de Psalmen.
Gods woord, en vooral de Psalmen, zijn een Bron van Hoop en Bemoediging.
We mogen de woorden van de Psalmisten gebruiken om onze nood, onze wanhoop naar God uit te spreken, maar ook om tegelijkertijd opgebeurd en bemoedigd te worden door het geloof en vertrouwen van de schrijvers.
Zelf heb ik de Psalmen vaak gebruikt in mijn momenten van wanhoop.
Ik heb ze uitgeschreven en hardop voorgelezen, ze uitgesproken om mijn wanhopige ziel tot rust te brengen.
Om de gedachten, die mij anders in de greep van wanhoop zouden houden, op God te richten, op wie Hij is, op Zijn beloften.
Geloof me, er verandert werkelijk iets als we dit gaan doen.
Niemand kan, in de hoop op wat God kan doen, Zijn woord hardop uitspreken zonder dat er iets gebeurt.
We kunnen het lezen, het overdenken, maar er gebeurt echt pas iets als we er wat mee doen.
Er zit kracht in Zijn woord!
Maar, Heer, U bent voor mij als een schild,
U bent mijn eer,
om U houd ik het hoofd opgericht.
Wanneer ik de Heer om hulp roep,
antwoord Hij mij vanaf Zijn heilige berg.
Ik ben gaan slapen en ik ben weer ontwaakt;
de Heer heeft mij onder Zijn hoede.
In de morgen al hoort U mij roepen,
in de morgen al leg ik alles aan U voor
en wacht op Uw antwoord.
Heer, wie U zijn toegedaan, kunnen op U rekenen;
wie bij U hun toevlucht zoeken,
laat U niet in de steek.
Wie zich door de Heer laten leiden,
zich naar Hem richt:
Mocht hij eens vallen,
de Heer grijpt hem bij de hand.
God is onze toevlucht,
Hij geeft ons kracht;
in de grootste nood
heeft Hij ons geholpen.
De Heer zal mij Zijn liefde geven, elke dag,
Zijn lied zal ik horen, elke nacht,
een gebed tot de God
die mij in leven houdt.
Ik zal tegen Hem zeggen:
‘U bent mijn toevlucht.’
De Almachtige Heer is aan onze zijde,
onze burcht is de God van Jakob!
Ik zal zingen over Uw kracht,
juichen over Uw liefde, mijn God,
vanaf de vroege morgen.
Want U bent een burcht voor mij,
een toevlucht in nood.
Ik zal zingen voor U,
want U geeft mij kracht.
God, U bent mijn burcht,
de God die van mij houdt.
Ps. 3:4-6; Ps.5:4; Ps. 9:11; Ps. Ps. 37:23,24; Ps. 46:2: Ps. 42;9,10a; Ps. 46:8; Ps. 59:17,18
Bij U, de Allerhoogste, zoek ik mijn bescherming,
in de nabijheid van U, de Almachtige, wil ik verblijven,
want dan kan ik zeggen:
"U, Here bent mijn schuilplaats,
bij U ben ik veilig en geborgen,
op U kan ik vertrouwen,"
U, Heere, bedekt mij met Uw vleugels,
onder Uw hoede ben ik veilig.
Uw trouw is als een beschermend schild rondom mij.
Ja, Heere, bij U zoek ik mijn bescherming,
in Uw nabijheid wil ik zijn.
Ps. 91:1,2,4,9
Lieve Vader in de hemel.
Ik wil U danken, danken voor Uw liefde, voor Uw trouw.
Voor uw goedheid, Uw bewogenheid.
Ik wil u danken dat ik, net als David, het in al mijn moeiten en zorgen, in al mijn wanhoop, tot U mag uitroepen en dat U mij dan hoort en antwoordt.
Als ik uw woord lees, Vader, dan ben ik zo blij en dankbaar om de vele herkenning die ik erin vind.
Daardoor mag ik weten dat niets U vreemd is en niets raar of te min of te onbelangrijk.
Heer, David laat ons zien, en ook de andere Psalmisten, dat we met alles bij U mogen komen en dat U het fijn vindt als we U alles zeggen; U deelgenoot maken van alles wat er in ons leven gebeurt.
U verlangt ernaar dat we U in elk onderdeel van ons leven betrekken.
Onze pijn en verdriet, is Uw pijn en verdriet.
Leer ons, Vader, om zo ook als we wanhopig zijn, U te zoeken en op Uw woord te vertrouwen.
Als de wanhoop in ons leven toeslaat, dan wordt het zo donker in ons leven.
Daarom bid ik U, Vader, dat toch een sprankje van U licht ergens doorheen zal komen, zodat wij niet zullen vergeten om U ook te zoeken in onze diepe wanhoop.
Want U bent het antwoord in elke situatie van ons leven.
Met U kunnen wij alles aan.
Hoe moeilijk alles ook is, zelfs al vallen wij, Uw woord zegt ons dat U er altijd bent en dat U ons weer opricht als wij vallen.
Daarmee, lieve Vader, kan het leven of de dingen van het leven ons soms wanhopig maken, tot wanhoop drijven, maar behoeven wij er niet in te blijven.
U kunt en wilt ons genezen van de pijn en verwoesting van de wanhoop.
Dank U, Vader, voor Uw liefde en Uw trouw.
Ik prijs en eer Uw grote Naam.
- Amen –
Laat Uw licht schijnen, Heer,
in de wanhoop
die het leven mij soms brengt.
Laat Uw licht schijnen,
en dan met mijn wanhoop
worden vermengd.
Laat Uw licht schijnen, Heer,
zodat de wanhoop oplost
in het schijnsel van Uw licht.
Laat zo Uw licht schijnen,
en in mijn hart
verrijst een lofgedicht.
U, en U alleen, bent waardig,
te ontvangen alle lof en alle eer.
U, en U alleen, bent waardig;
ik prijs en aanbid U, mijn koning en Heer.
©Rita Klapwijk
Abonneren op:
Posts (Atom)