Ik echter zal mijn mond niet houden.
Ik zal spreken in de benauwdheid van mijn geest.
Ik zal klagen in de bitterheid van mijn ziel.
HSV
Ik moet me uitspreken,
mijn hart luchten, mijn bittere nood klagen.
GNB
Job 7:11
O God, mijn God,
tot U moet ik spreken,
mijn hart luchten,
uitstorten wat mijn hart
zo bezwaard.
Niets wil ik achterhouden,
niets voor U verbergen.
U toelaten in deze diepste diepten
is mij alles waard.
Ik kan niet meer verder,
mijn denken is vertroebeld,
mijn lichaam laat het afweten,
mijn ziel, kil, leeg en verdord.
Ik kan niet verder leven,
niet verder voortbestaan,
U niet meer loven en prijzen,
tenzij ik bij U mijn hart uitstort.
De woorden echter ontbreken mij,
spreken kan ik zelfs niet meer,
geen woord komt meer over mijn lippen;
mijn mond is door alles verstomd.
Hoor, o Heer, mijn God,
hoor wat ten diepste in mij leeft,
door mijn zuchten en kreunen heen,
tot U in Uw woning komt.
Bij U, en U alleen,
stort ik mijn hart uit.
Alles leg ik voor U neer;
biddend, smekend, onder tranen.
In alle wanhoop,
vanuit het diepst van mijn ziel.
Alleen U, o Heer, mijn God,
kunt de weg naar bevrijding banen.
Zo hartstochtelijk je hart uitstorten bij God, ken je dat?
In alle wanhoop, met alle emoties die daarbij horen, die daar gewoon vanzelf bij komen.
Jezelf laten gaan zonder je te schamen voor je tranen, je wanhoop, je onzekerheid, je onmacht …
Jezelf gewoon laten gaan omdat je weet, dat je je in niets tegen hoeft te houden, simpelweg omdat Degene tegen wie je spreekt je beter kent dan wie dan ook en bij wie je je ook veilig weet om dit ook te kunnen doen.
Als ik zo de bovenstaande woorden van Job lees, dan voelt het ook aan alsof hij spreken moet, omdat, als hij het niet doet, hij erin stikt, er aan ten onder gaat.
Op zich niet zo verwonderlijk, als we kijken naar alles wat hem is overkomen.
Alles is hij kwijtgeraakt, zijn kinderen, zijn bezittingen, zelfs zijn gezondheid.
En alsof dat nog allemaal niet genoeg is, krijgt hij ook nog eens zijn vrienden over zich heen met allemaal ‘mooie’ woorden en terechtwijzingen; beschuldigingen, dat hij toch wel iets fout moet hebben gedaan, want anders zou God toch niet …
En ook zijn vrouw laat zich niet onbetuigd, zij spoort hem zelfs aan om ‘die God van hem’ maar aan de kant te zetten.
Job had dit kunnen doen, maar hij kiest ervoor om zijn hart uit te storten.
Hij gooit alles eruit wat hem dwarszit.
Alles wat in hem leeft, wat hij voelt, wat hij denkt, alles gooit hij eruit.
Hij maakt van zijn hart geen moordkuil en vervloekt zelfs de dag waarop hij geboren werd. (Job 3:3-10)
Was ik maar gestorven toen ik ter wereld kwam …
Of was ik maar in de grond gestopt als een misgeboorte …
Waarom schenkt God het levenslicht aan ongelukkige mensen …
Waarom leeft een mens als er geen uitzicht is …
Ik heb geen ander voedsel dan mijn verdriet,
geen andere drank dan mijn tranen.
Ik heb rust noch duur,
ik word gekweld door talloze vragen.
(Job 3:11a,16a,20a,23a, 25,26)
Job is niet de enige die bij God zijn hart uitstort.
Ik moet ook denken aan Hanna in de tempel. (1 Samuël 1:10-16)
Eli dacht zelfs dat zij dronken was.
Het raakt mij telkens weer: ‘U vergist u, mijn heer,’ antwoordde Hanna, ik heb niet gedronken. Ik ga gebukt onder een zware last en heb mijn hart uitgestort voor de Heer. Denk niet dat ik een slechte vrouw ben. Ik heb zolang gesproken, omdat ik overstelpt ben door zorg en verdriet.’
Ik ga gebukt onder een zware last; ik ben overstelpt door zorg en verdriet.
Herken je deze woorden?
Herken je deze gevoelens?
Doe als Hanna en stort je hart, net als zij, uit bij de Heer!
Ook David is iemand die regelmatig zijn hart uitstort bij God.
O, wat houd ik van de Psalmen!
Wat houd ik van de herkenning die ik daar vind, waardoor ik weet dat Hem niets vreemd en onbekend is.
Dat ik echt met alles bij Hem kan komen, want Hij begrijpt het allemaal!
En weet je, soms hebben we zelf geen woorden om te spreken, dan kunnen we zo dicht zitten van emoties, dat ons de woorden ontbreken om het uit te schreeuwen naar God.
En dan zijn daar de Psalmen van David (en anderen), die werkelijk elke emotie en omstandigheid wel weergeven en waarvan we de woorden dan kunnen gebruiken om naar God toe uit te spreken.
‘Heer, heb medelijden met mij, want ik zit in nood.
Mijn ogen staan dof van verdriet, mijn ziel lijdt pijn, mijn lichaam lijdt pijn.
Zorgen putten mij uit, ik ben moe van het zuchten.
Mijn krachten begeven het, mijn gestel is ondermijnd.’
Psalm 31:10,11
‘Heer, luister naar mijn gebed, hoor toch mijn roepen om hulp.
Wend U niet van mij af nu ik in nood verkeer, schenk mij toch aandacht nu ik U roep; antwoord mij vlug.
Want mijn leven vervliegt als rook, in mijn botten gloeit een vuur.
Ik lijk op dor en droog gras, ik vergeet zelfs te eten.
Ik ben vel over been, ik kan alleen maar kreunen.
Ik ben als een kraai in de steppe,
als een uil in een ruïne.
Ik lig wakker, ik ben alleen, een eenzame vogel op het dak …’
Psalm 102:2-8
Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen,
zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
Mijn ziel is bedrukt, Heer,
daarom denk ik aan U,
hier, ver weg van Uw tempel,
in het Hermongebergte,
bij de berg Misar,
hier, aan de bronnen van de Jordaan.
Om mij heen kolkt het water,
oorverdovend stort het neer
en roept nieuwe kolken op.
U overspoelt mij, Heer,
het water slaat over mij heen!
…
Ik zal tegen Hem zeggen:
‘U bent mijn toevlucht.
Waarom bent U mij vergeten,
waarom ben ik in rouw gedompeld,
door mijn vijanden gekweld?’
Psalm 42:2,7,8,10
Zomaar even een paar voorbeelden uit de Psalmen voor als je zelf geen woorden meer hebt, of misschien als bemoediging vanwege de herkenning die je in Gods woord vindt en dat je dus niet de enige bent.
En zo spreekt de één zich uit, gaan de woorden van een ander in stilte naar omhoog en schreeuwt de Psalmdichter van Psalm 42 het uit.
Voor God maakt het niet uit; hardop of heel zacht, of in de stilte van je hart of uitschreeuwen.
Al waar Hij naar verlangt is naar wat in jouw hart leeft.
O, er zijn nog zoveel meer voorbeelden vanuit de Psalmen te noemen.
Soms zeggen de Psalmisten meer, dan ik zelfs maar durf te denken, laat staan uit te spreken.
Maar ze zijn ook eerlijk en oprecht als het gaat om de eigen tekortkomingen en zonden van de psalmdichters, ook daarin zijn ze een voorbeeld.
Psalm 73 is ook zo’n mooie Psalm waarin het hart wordt blootgelegd voor God.
Of Psalm 55, of 56, of 38, of …
Ach, waarom zouden we niet ons hart uitstorten bij God?
Waarom zouden we het onszelf zo moeilijk maken door alles op te kroppen en het risico te lopen erin te stikken?
Waarom zou je je nood niet klagen bij de God die jou heeft gemaakt en je daardoor zo door en door kent, nog beter dan jij jezelf?!
Waarom zou je het risico lopen ziek te worden van alle opgekropte emoties en gevoelens, van alles wat je zo dwarszit en bezighoudt, als er Iemand is die op je wacht om die last van je over te nemen?
Waarom?
Jobs klagen was misschien wel ondoordacht, zoals we verderop lezen, maar als God hem terechtwijst, heeft Job berouw van zijn ondoordachte woorden en belijdt hij zijn lichtvaardig spreken en God vergeeft hem.
Natuurlijk is het belangrijk hoe we naar God toegaan, hoe we ons hart voor Hem uitstorten, wat we zeggen en hoe.
We mogen dat nooit uit het oog verliezen, maar laat je angst om op een verkeerde manier je hart uit te storten bij God of misschien de verkeerde woorden te gebruiken, je nooit weerhouden om het te doen.
Job sprak vanuit zijn geteisterde hart, dat bol stond van allerlei emoties, mede door wat zijn vrienden ook nog eens zeiden.
Ik denk dat God het ook wel begrijpt.
Nee, Hij zal het nooit goedkeuren, en soms zullen we de gevolgen misschien van ons lichtvaardig spreken moeten dragen, maar als wij onze zonden belijden dan is Hij zo getrouw om ze ons te vergeven.
Al je zorgen, al je verdriet, al je pijn en je moeiten, al je vragen, al je problemen, al je …
Zolang je ze opkropt en bij je houdt, zijn ze als een last die je met je meedraagt, iedere dag opnieuw, tot dat je het uitstort bij Hem.
Betekent het dan dat daarna alles weg is en over en voorbij?
Nee, niet altijd.
Misschien wel vaker niet, dan wel.
Maar er gebeurt wel iets anders, je hoeft het niet meer alleen te dragen, je hoeft er niet meer alleen door heen te gaan.
Je hebt Hem erbij betrokken , deelgenoot gemaakt van wat in jou leeft.
Hij helpt jou dragen!
Vers 23 van Psalm 55 zegt: De last op je schouders, draag hem over aan de Heer, Hij zal voor je zorgen; wie Hem trouw is, laat Hij niet bezwijken, nooit.
Maak Hem deelgenoot, stort je hart uit bij Hem en je zult niet bezwijken; nooit! zegt Zijn woord.
Hoeveel beter zou het niet zijn voor ons als we dagelijks ons hart zouden uitstorten bij Hem?
Mensen worden ons vroeg of laat zat, ja, dat is waar; daar kun je vaak maar een paar keer je nood klagen, maar bij God kunnen we elke dag, en op elk moment terecht en ons hart uitstorten, onze last neerleggen.
Misschien mis je dan soms die arm om je schouders; wij mensen hebben die soms zo hard nodig.
Maar weet dan, dat Hij, bij wie je je hart uitstort, ook bij machte is om iemand te sturen die even letterlijk zijn/haar arm om je heen legt.
Iemand, die als het ware even Zijn armen is.
Maar God, Die de nederigen troost, heeft ons getroost door de komst van Titus.
2 Korinthe 7:6
Stort je hart maar uit, loop er niet langer meer mee rond.
Laat Hem delen in wat er in het diepst van je binnenste leeft; deel je hart met Hem, zodat Zijn vrede jouw hart kan vullen te midden van welke omstandigheid dan ook.
Deel, geef je last aan Hem, Hij zal je niet laten bezwijken.
Nooit!
Lieve Vader in de hemel.
Wat verlangt U ernaar dat wij ons hart zullen delen met U.
Dat we alles met U delen, onze vreugde en onze blijdschap, maar ook ons verdriet, onze zorgen en moeiten, onze diepste pijn.
U ziet ons, U hoort ons en U wacht op ons, dat we U vragen om in al deze dingen te komen.
O Heer, vergeef ons dat we het zo graag allemaal zelf willen doen.
Vergeef ons, dat we soms zo voorttobben en onze lasten meesjouwen in plaats van ze met U te delen en bij U te brengen.
Vergeef mij, Vader, als het oneerbiedig is, maar ik kan me zo voorstellen dat U regelmatig naar mij (naar ons) kijkt en Uw hoofd schudt van, dom, dom kind van Mij; kom toch bij Mij, laat Mij je helpen.
Heer, vaak weten we wel dat we U alles mogen zeggen, maar doen het niet; leer het ons Vader, opdat we zo ook een diepere relatie met U zullen krijgen.
Dank u wel, dat we mogen komen, in alle vrijmoedigheid, dankzij de Here Jezus.
Dank U wel, dat er niets is waarmee we U voor verrassingen zetten.
Dank U wel, dat U van ons houdt en dat U daarom ook bemoeienis met ons leven wilt hebben.
Uw liefde en bewogenheid houden nooit op.
Ik bid U zo, Vader, voor een ieder die dreigt te ‘stikken’ in haar(zijn) verdriet.
Waar het water aan de lippen is komen te staan.
O, Vader, beweeg hun hart zo, dat zij het uit zullen storten bij U, waar ze vrede zullen vinden en genezing, waardoor ze niet zullen bezwijken, nooit! zegt Uw woord!
Ontferm U, vader, ontferm U.
U ziet hen, Vader, ontferm U over hen.
In Jezus’ Naam.
– Amen –
Kom, Mijn kind, kom maar bij Mij.
Stort je hart maar bij Mij uit,
vertel Mij alles maar.
Vertel Mij van je diepste pijn,
je diepste verdriet.
Gooi het er maar uit, Mijn kind.
Schreeuw maar, huil maar.
Laat je tranen maar komen,
laat ze maar gaan,
het geeft niet.
Laat Mij komen, Mijn geliefd kind,
in wat zo diep in jou leeft.
Ik zie hoe je gebukt gaat
onder die zware last,
stort je hart toch uit, bij Mij!
Vertel het Mij, Mijn kind, vertrouw Mij!
Laat Mij je toch helpen
om die zware last te dragen.
Zie Mijn doorboorde handen,
de wond in Mijn zij!
Kom, Mijn kind, kom,
Ik wacht …
Kom, Mijn kind, kom,
Ik wacht …
©Rita Klapwijk
Geen opmerkingen:
Een reactie posten